niet. Hij maakte een indruk, die ze in de buurt klierachtig noemden. Hij laboreerde aan verval van krachten. Voor zo'n krenk is geen zoethout genoeg gewassen. Het beetje brandstof, dat zijn flakkerend leventje nodig had om voort te druilen, betaalde hij met de verdienste, die de snoeptafel inbracht. Zijn hele rewogem zal niet meer hebben bedragen dan een paar kwartjes in de week. Al kreeg men in die tijd dan zestien bakbokkingen voor een dubbeltje, een kootsen was Mousje niet, nee beslist niet.
Zijn breekbaar lichaampje is het tabernakeltje voor een ver-verlaten zieltje. Kinderen heeft hij bij zijn Eefje nooit verwekt. Ze heeft hem zijn congé gegeven, omdat er met Mousje geen goed garen te spinnen was. De ware toedracht van de scheiding tussen Eefje en Mousje is dóódsimpel. Op een avond heeft hij in een roes en driftbui de huisboel in elkander gerinkinkt. De volgende ochtend verdween zij, nagestaard door de hele buurt. Mousje zelf heeft nooit meer iets van haar gehoord. Er zijn mensen, die vertellen, dat ze haar in Antwerpen hebben zien lopen. Misschien is ze allang dood.
Niet zo heel lang na haar plotseling vertrek is bij Mousje een zeer persoonlijke verklaring van de ruzie gegroeid. Het is een ingewikkeld verhaal dat aanvankelijk niet helemaal klopt met de lezing, die hij even tevoren van hetzelfde voorval aan een ander heeft verstrekt. Hij denkt zeker, dat de hele buurt ziende blind en horende doof is. Vermoedelijk heeft hij in het begin wel geweten, dat zijn verhalen over Eefje en haar haastig afscheid verzonnen zijn. Maar gaandeweg wordt zijn visie op de ruzie voldragen. Dat verzinsel heeft hij jaar-in־jaar-uit herhaald. Leugen wordt ten slotte waarheid, zo waarlijk helpe mij God Almachtig...
Iedereen in de buurt weet echter, dat Mousje fantaseert. De
78