mensen herinneren zich de slechte dingen altijd beter dan de goede. Muren hebben oren. Straten hebben ogen. Zo verwerft Mousje zich de reputatie van een hardnekkige leugenaar. Alleen maar door dat ene verzinsel. Een leugenaar wordt nooit geloofd, zelfs niet als hij de waarheid spreekt. Vele bijnamen kleven aan hem. Mousje de Leugenaar, Mousje de Sjkorum-sager, Mousje Poepie.
Mousjes reputatie knaagt aan de rust van zijn eenzame zieltje. Als hij zijn mond maar opendoet - en nog voordat hij een woord heeft gesproken - roepen de mensen al: "t Zal wel weer een leugentje wezen.'
Een enkele keer protesteert het mannetje, maar wat geeft het? Als mensen worden tegengesproken, zijn ze er pas goed van overtuigd, dat ze gelijk hebben. Zeggen ze:
'Dat komt van al dat sjkorummen. Dan wordt je door niemand meer geloofd.' Zegt Mousje:
'Wie met een hond naar bed gaat, staat op met vlooien. Maar ik spreek toures-emmes de waarheid. Oj, waarom zal men liegen? Met een leugen komt men wel ver, maar men komt er niet mee terug.'
Geen enkele verdediging kan hem helpen. Een dood-enkele keer verleent zijn krachteloze woede hem iets, dat op welsprekendheid lijkt. Dan zeggen de mensen:
'Mousje, de leugenaar. Die man is in staatje een kind in je buik te smoezen.' Klaagt Mousje:
'Ik ben helemaal alleen in de wereld. Men heeft misjpoge, maar
79