mand heeft 't verraden. De een vertelde het wel aan de ander, in het diepste geheim natuurlijk.
Hoe vindt u dat geintje van die Zelik? Boven op het witte paard van Bremer heeft hij gezeten en zo is hij midden in de nacht door de sneeuw gereden. Nou, zoiets noem ik nou: jiddisje overdrijving. Ik Zelik boven op een wit paard? Boven op! Gewoon Mousje Sinterklaas! Voor mij was het een kwajongensstreek meer niet; denkt u dat ik dan mijn leven boven op een paard ga wagen? Maar zo is de naam 'Zelik op zijn paard' ontstaan. En als de mensen dus kien spelen en ze roepen nummertje 47 op, 'Zelik ufs'nfeerd... Zelik ufs'nfeerd', dan bedoelen ze mij, Zelik, en al ben ik dan over de negentig, zo komt het dat ik toch lekker op de kienblaadjes sta, cehaggeles.'
Van beroep was Ome Zelik 'Haambrenger'. Daarom zwierf bij altijd rondom de visstallen van de Houtkopersdwarsstraat, die iedereen de Vissteeg noemde. Als de vis geschubd, gegromd, in moten gesneden en oude kranten was gepakt, gilde de visvrouw :
'Haambrenger'.
Haambrenger betekent: heimbringer, thuisbrenger. Een vrachtje vis naar huis brengen kostte een halve stuiver; het vier-duitstuk moest bij vooruitbetahng worden overhandigd. Van deze ambachtsheden moet de uitdrukking stammen: geld bij de vis. Ome Zelik was reeds ambachtelijk haambrenger toen hij nog geen dertien jaar was, en hij bleef het, ook toen hij niet meer op de kienblaadjes stond. Hij kende iedereen in de buurt. Van alle mensen wist hij de chronique scandaleuse. Alle verzinsels, alle fabels uit de buurt had hij op een geheimzinnige ma
62