Maar het paard erkent gewoonlijk geen andere stem dan die van zijn eigen baas. Het beest laat zich niet dikwijls oetsen. Plasje of geen plasje, veel lichtgeloviger dan het paard zijn de katten uit de buurt. Tegen een uur of elf's morgens verschijnt een kar in de straat.
'Verse... waaaaaar... verse waaaaróóó...'
Verse waar, dat is long en milt in stukken gesneden en brokken
gedroogd paardehart. Kattevoer! Hondevoer!
Als de roep van de verse-waar-heid door de straat galmt,
springt een miljoen katten uit alle deuren te voorschijn. De
kinderen kunnen de stem van de verse-waar-man nauwkeurig
imiteren. De katten laten zich bedotten, tien, twintig keer op
één dag. Narrisj-kat!
In de oude buurt verlenen vele mensen huisvesting aan een poes. Toch heet het, dat Joden een traditionele voorkeur aan de dag leggen voor honden; toen hun voorouders het land van Farao 's nachts heimelijk verlieten, hebben de honden niet geblaft en daar zijn ze die beesten nog altijd zeer dankbaar voor. De poezen in de buurt genieten van gedwongen inwoning. De oude buurt wordt weggedragen door de muizen; en langs de vervallen walmuren van de oude grachten krioelen de ratten. De jiddisje mamma 'neemt dus een kat'.
In elke woning is de kattebak een onmisbaar meubel. Soms is het een oude ijzeren platte teil; of het is een houten bak. Het meest essentiële van de kattebak is niet de kat, maar de turfmolm. De lucht van de vuile bak houdt de muizen weg. Eenmaal per dag duwt dove Kootje zijn kar met molm door de buurt. Als hij zijn koopwaar gillend aanprijst, zijn het niet de katten, die voor de dag komen. Die vraatzuchtige beesten hebben maling aan turfmolm; zij dromen twaalf uur per et
50