viteit en activiteit opheft. Het is wegzwijmelen uit de wereld. Alles vergeten wat naar en vervelend kan zijn. Zweven boven de huizen. Dromen van dingen zonder naam...
De kinderen uit de buurt, die ringelrei om de orgels dansten, groeiden op, ze trouwden, paarden en baarden en werden naar Auschwitz gesleept met hun eigen kinderen, en de buurt stierf van smart; en omdat bijna niemand meer door de straten durfde lopen, werd het plaveisel puisterig en brokkelig, en toen zakten de huizen van eenzaamheid en verdriet in elkaar, en de slopers kwamen, ze kruiden het puin weg en ze rukten de funderingen uit de grond, zoals een tandarts een ziek wortelgestel rooit.
Maar de draaiorgels zijn in het feestelijke leven gebleven. Hun trillertjes en lage bastonen klinken nog mooier dan voorheen.
De paar Amsterdamse draaiorgels die over zijn, hebben net als de mensen de onrust te pakken, die na de jongste, maar waarschijnlijk niet de laatste wereldoorlog, op ons is gesprongen. Ze laten zich voortjagen van de ene gezichtseinder naar de andere horizon, de mensen... én de orgels! De 'Arabier' ging sight-seeing helemaal naar Amerika en ze denken er over een ander pierement naar Australië te laten emigreren, och ja, waarom niet? De orgel muziek reist nog veel drukker en veel verder dan de orgels zelf; de muziek beweegt zich per grammofoonplaat voort, ze rolt over alle zeeën en alle landen, ze kruipt als een slang op haar buik en ze dringt de huizen binnen. De wereld is gewikkeld in muziek. Die aarde van ons tolt haar absurd eenzaam avontuur door de vijandelijke, ij zing wekkend-veriaten wereldruimte. Het gejengel van grammofoonplaten stijgt op uit alle holen van onze kosmische Edammer. Het
45