nen maken, dat het in nóg wijder kring dan die onzer naaste familie een lichte verwondering wekte, toen bij mijn zusje Gretha onmiskenbare tekenen van sjoelgangers-vroomheid werden waargenomen.
Voorzover wij wisten dwong geen sterveling haar ooit om
naar het Joodse Meisjesschooltje bij ons aan de overkant in de
Rapenburgerstraat te gaan, en toen ze amper vijf was, zanikte
ze toch, dat ze zo hoognodig Hebreeuwse letters moest leren.
Voordat ze tien was, beweerde ze met een overvloed van
bewijzen, dat moeder geen strikt-kosjere keuken voerde. Haar
vroomheid was steeds zonder enig verzet geaccepteerd, maar
toen Gretha de zuiverheid van moeders keuken aanvocht ging
de toon van onze conversatie wel een paar octaven omhoog.
Stel je voor, moeder een treife keuken! De rechte soort. Vlees-
kost en melkkost waren kilometers van elkander gescheiden.
Je hoefde heus niet in je loeach te kijken om te weten of het
gauw Pesach zou worden. Evenwel, een Joodse keuken is nog
geen orthodoxe keuken.
Oordeelde Gretha onbarmhartig:
'Het is een treife keuken.'
Zei de misjpoge niet zonder verbazing:
'Dat kind is vroom geboren. Hoe komt zo'n yelet er aan?'
Verontschuldigde vader zich:
'Hoe ze er aan komt? Van mij heeft ze het in elk geval niet. En voor zich gezien heeft ze het ook niet.' Maar moeder zei:
׳Ik wil het best weten hoor; Gretha is van mijn slag. Als kind heb ik altijd vroom willen zijn, maar als je eenmaal een man hebt en een huishouding, krijg je alleen maar tijd voor tsores Als mijn broer Sam en ik haar plaagden kregen we een snauw:
183