'Natuurlijk schat, ga gerust je gang. We geven de schillen anders toch maar weg aan de schillenboer.' Twee dagen later verschijnt een woedende arbeider in de zolderstudio. De visite is Eva's vader. Jan Anarchis is er alleen. 'Zo? Is dat stuk snoepgoed een kind van jou? Nou, die troel is om de dooie dood geen heibezem.'
Door dit antwoord kan de vader echter niet op zijn gemak worden gesteld.
'Bemoei je met je eigen kinderen.'
'Ik heb geen kinderen. Uit principe niet. Als alle proletariërs weigeren kanonnenvoer te fabriceren, sterft het gezag aan zijn eigen onmacht.'
Maar Eva's vader blijkt weinig geneigd tot een dispuut over dat belangwekkende onderwerp. Hij wil Dirk van Heusden spreken.
'Die is hier niet. Die werkt overdag.'
'Je zei toch: 'werken'? Langs de huizen loopt hij, schillenboer is hij. Hij leeft van afval.'
'Je haalt zelf ook afval op, burgerrrr... Dat weetje misschien zelf niet, omdat je geen bewuste arbeider bent. Iedereen, die in kapitalistische loondienst werkt, leeft van afval.' In enigszins kalme bewoordingen vertelt Eva's vader daarop, dat gisteren een soort landloper bij hem aan de deur is verschenen. Schillen halen; Eva heeft gezegd, dat het goed was. De landloper heeft daarop onthuld, dat Eva en hij met ingang van de komende maandag een vrij huwelijk zullen aangaan. 'En dat neem ik niet.'
Als diezelfde avond van het bezoek de groep in de studio bij elkaar komt, brengt een jongen een briefje: 'Dirk, ik maak het af. Eva!'
165