Het diepste verlangen van Ezechiël Pinto is havenarbeider te worden met een vast dienstverband; hij beschikt nu al over de kracht van de oeros. Eigenlijk heeft hij een onverschillige natuur. Hij zegt:
'De wereld heeft meer aan praktizijns dan aan theoreten.' Maar theoretici, halfzachten, zoals ik, nuchtere daadmensen zoals Jopie Roe, onverschilligen, zoals Ezechiël... iedereen wordt een krater van activiteit als plotseling in de buurt de vlammen van de klassestrijd hemelhoog oplaaien.
De vlammen sloegen eruit, toen de naaisters van Hertzberger in de Foeliestraat gingen staken. Omdat alle mensen familie van elkaar zijn, had iedereen een dochter, een nichtje, een achternicht, of een verre kennis, die bij Hertzberger achter de trap-machine voor een bloedloon ploeterde. Het sociale conflict werd een persoonlijke vete van iedereen tegen ene Hertzberger. Voor de jongens van de Joodse buurt was de staking geen klassestrijd, maar een klasseoorlog, een onverbloemde oorlog. Winnetou en Old Shatterland zakten weg in de achtergrond. De vette, volgevreten kapitalisten, die we kenden uit 'De Notenkraker', die sommige sigarenwinkeliers als lokmiddel voor hun nering tentoonstelden - de kapitalisten met hun dikke buiken en hoge hoeden met een rand van rijksdaalders erom heen - die vijanden moesten op de knieën. Goedschiks of kwaadschiks. Ondanks alle centrifugale krachten, die op de buurt inwerkten en de jeugd niet onberoerd hadden gelaten, werden wij jongens gedreven door Mozaïsche tradities van Gerechtigheid en Waarheid. Zonder dat we het met veel woorden konden uitdrukken, voelden we de staking als de oorlog tegen Amalek, tweede deel.
142