Ten gerieve van de buffetexploitatie heeft ome Jozep, de directeur, derhalve de bescheiden ingang, die hal heet, van de straat laten afsluiten met een solide hek. Als de pauze aanbreekt, staat Hes de portier op post. Al wie er uit gaat, die komt er nooit weer in. Maar de mensen uit de buurt zijn vindingrijk.
'Och Hes, doe me een mitzwe. Laat me er eventjes uit. Mijn kinderen liggen alleen. Even naar de gezegende kinderen kijken.'
Weiger zo'n menselijk verzoek maar eens. Of:
'Hes, laat me eventjes eruit. Ik moet een paar sigaren halen bij Mast.' Of:
'Och Hes, mijn moeder was vanmiddag zo naar. Laat me er even uit. Horen of de dokter al geweest is.' De kinderen evenwel draaien er geen doekjes om. Ze zeggen met een eerlijk gezicht:
'Hes, we hebben geen centen voor het buffet. Magge-me er even uit, een negerbal voor een halfje kopen, bij Jamin.' Dat is een valide reden. Evenwel, als ze terugkomen ontstaan nieuwe problemen. Hes heeft namelijk opgemerkt, dat er soms meer kinderen terugkomen dan hij verlof heeft gegeven om eventjes naar Jamin te gaan. Hij heeft echter een prima controlemiddel. 'Maak je mond eens open.'
Als er restantjes negerbal tussen de kiezen zitten, is Hes overtuigd, dat het eerlijke zaak is. Het is niet erg hygiënisch, maar dit is immers Amsterdam, achter in de twintiger jaren. Hoogtepunten in het leven van Tsip-Tsop vormen de films met typisch Joodse onderwerpen. Die maken (in de hele stad)
131