Waarom alkoof? Dat is duidelijk. Waarom juist echter van Gele Bora. Dat weet niemand. Gele Bora is een visvrouw uit de steeg, van de intimiteiten van haar alkoof weet niemand iets, die er legitiem niets van mag weten. Maar de klank en het ritme zijn mooi: het (niet: de) alkoof van Gele Bora. Die naam ligt zo lekker voor op de tong, dat de mensen al spoedig van elke donkere, bedompte woning zeggen: 'Het lijkt wel het alkoof van Gele Bora.' Ondanks al deze aantrekkelijkheden van zijn theater, zou ome Jozep geen hond achter een hete kachel vandaan kunnen lokken als zijn programma niet het pubhek recht in het klantenhart greep. Elke middag en elke avond draait Piet Westendorp in de kabine twee hoofdfilms. Eentje vóór en eentje na de pauze. Omdat de mensen in de pauze echter ook wat te doen moeten hebben, vertoont ome Jozep dan op het toneel een revue-tje. De eigenlijke, de echte pauze, de tien minuten, waarin er op het doek noch op het toneel iets van belang te zien is... die pauze behoort aan ome Sander, die boven het buffet exploiteert. Hij moet zijn kachel laten brommen van de opbrengst van kogelflesjes, glaasjes Fosco, kopjes koffie en kosjere biscuitjes. Zijn nering loopt, maar één zorg vreet aan zijn gemoedsrust. Er zijn mensen, die in de pauze wel iets willen gebruiken, maar niet bij hém. Die willen in 't café aan de overkant gauw een keiletje pakken. Of, het jonge goed, wil bij Jamin voor een paar centen snoep kopen, liever dan de kleverige zoetigheid van champagnepils. Of de vrouwen willen even snel ergens een zakje mangelen kopen; ze hadden weliswaar kersausjes bij zich toen ze naar Tsip-Tsop gingen, maar ze hebben voor de pauze te vlug genasjt. Al die mensen willen ome Sander en zijn buffet de rug toe keren.
130