even later heb ik niemand meer om me heen, en dat maakt me weer doodzenuwachtig op een andere manier.' Ik zeg: 'Naatje, ik zal mijn vrouw de boodschap overbrengen.' Halverwege dit zotte verhaal is grootmoeder naar de keuken gevlucht. Moeder glimlacht vertederd. Blijfmaar kwaad op een man, die nog een groot kind is. Vader is een sjmoezaantje, dat weet ze. Door de week heeft hij meestal geen tijd om zijn fantasieën zo fijn uit te spinnen. Vader praat veel en hij praat graag.
Maar de stroom van zijn commentaren breekt door alle dijken, wanneer we eenmaal goed en wel op straat aan de wandel zijn. Alle mensen uit de hele buurt houden ons gezelschap. De kinderen lopen netjes naast elkaar in het eerste gelid, in het tweede wandelen de vaders en de moeders.
Die obligate zaterdagmiddagwandeling is ook door tradities gebonden. Het aantal ellen, dat de mensen zich van huis begeven. De straten, die ze volgen. De gesprekken, die ze voeren. Alle gezinnen uit de buurt wandelen elke week dezelfde jid-disje bedevaart: de Nieuwe Amstelstraat in, de Blauwbrug over, verder de Oude Amstelstraat door, de Botermarkt over, de Reguliersbreestraat in, het Sophiaplein, de Dam (langs Naatje, 'even dag zeggen'), dan vooraan op de Nieuwendijk bij Davidson taartjes eten (moeder en Gretha eten niet mee, die zijn vroom op hun manier), dan de Damstraat door, de Hoogstraat en via de twee Breestraten naar huis terug. Onderweg geeft vader een ononderbroken ooggetuigeverslag van wat we tóch wel zien. Hij voegt er de waarnemingen bij, die hij alleen doet. Hij fantaseert. Hij kent alle anekdotes en uit het leven gegrepen geschiedenissen. Alles wat hij vertelt is echt waar gebeurd, want er is een waarheid in de vierde dimensie.
104