Zijn voorraad verhalen is onuitputtelijk, omdat hij er steeds nieuwe bij verzint. Hij is immers een sjmoezaantje. Hij moet woorden kwijt. Hij hangt zijn bedenksels willekeurig op aan elke persoon, die hij ziet, of meent te zien. Komen we bijvoorbeeld meneer Zadoks tegen. Meneer Zadoks heeft twee kinderen uit zijn eerste huwelijk, zijn tweede vrouw heeft eveneens kinderen in dit huwelijk meegebracht. En samen hebben meneer Zadoks en zijn nieuwe echtgenote ook nog kinderen. Peroe oerewoe, gaat heen en vermenigvuldigt u. Dat vertelt vader ons met zeer uitvoerige persoonlijke details. Het leven heeft voor ons geen geheimen.
En nou hebben meneer en juffrouw Zadoks slaande bonje. Hij zegt: 'Jouw kinderen hebben ruzie met mijn kinderen en onze kinderen bemoeien zich er mee.'
Maar als we de volgende week meneer Zadoks weer tegenkomen, precies dezelfde meneer Zadoks, zijn in zeven dagen tijds alle rampspoeden in puur geluk verkeerd. Het huwelijk is altijd voortreffelijk geweest. Juffrouw Zadoks heeft pas tienduizend gulden uit de staatsloterij getrokken, ze heeft, nebbisj, een ongelukkige broer, die op één houten been door het leven moet strompelen, ongeluk gehad met de tram, moordenaars zijn die nieuwerwetse dingen, goed, die broer heeft een houten been; en zij heeft pas tienduizend gulden getrokken. Heeft ze gezegd: 'Nou ik die paar centen heb, krijg jij van mij een mooi cadeau. Een eikehouten been, maar alleen voor op Sjabbes.' Toch mooi van zo'n mens. Trouwens, die broer is niet zo ongelukkig als de mensen denken, hij drijft een bloeiende zaak. In wat? Hij heeft een winkel in secondenwijzertjes. Alleen maar secondenwijzertjes, geen grote of kleine wijzers, alleen maar secondenwijzertjes, en zijn hele voorraad gaat in één la, daar
105