land. De boeren zijn er nog steeds schatrijk, maar destijds waren het regelrechte slavenhouders. De slaven, dat waren de arbeiders. Wat daar een haat en verbittering tussen mensen is gezaaid, daarvan kan iemand, die het niet in zijn eigen leven heeft meegemaakt, zich geen voorstelling vormen. Nog hè, als ik er tegenwoordig soms kom en ik zie die paleizen van boerderijen, waar de weelde en de welvaart van afdruipt en ik denk dan aan de verschillen, die vroeger honderd maal groter waren... nou jong, dan begin ik te koken. De paar goede niet te na gesproken, maar ik zouje tientallen boerderijen kunnen aanwijzen, die letterlijk gebouwd zijn op het bloed en dc tranen van arme mensen.'
'Na de begrafenis van mijn moeder was ik volkomen van slag af. Het onhandelbaarste portret van een jongen, dat iemand zich kan voorstellen. Bijzonderheden uit die tijd staan me natuurlijk niet meer voor de geest; zulke dingen vergeet je, nietwaar, maar ik moet een kwaadaardige hond zijn geweest. Als je later zelf op een zekere leeftijd bent aangekomen, zie je de jaren van je jeugd natuurüjk in een verkeerd licht; je maakt de dingen mooier, dat is nu eenmaal menselijk, maar laat ik je dan maar vertellen, dat ik nu nog geen kans zie me zelf zó voor de gek te houden, dat ik me een pleizierige jeugd kan aanpraten. Kort en goed, na een jaar van boosaardigheid, moest ik van school af; langer dan anderhalfjaar ben ik trouwens niet op school geweest. Mijn vader had een kennis, een kroegvriend van hem, die een brokkie loodgieter was en samen hadden die twee overlegd, dat ik naar een baas moest. Die loodgieter zou dan wel de zorg voor mijn verdere opvoeding op zich nemen. Of ik als loodgietersjongmaatje ooit een cent loon heb ontvangen, weet ik werkelijk niet; ik vermoed, dat het financiële gedeelte van mijn betrekking geregeld werd tussen mijn vader en mijn baas, in de kroeg dan altijd.
Ik kan je uit mijn leerjaren natuurlijk een hoop narigheid vertellen, maar waarom zou ik dat doen? Die toestanden van destijds zijn al zo dikwijls beschreven, in honderden ellende-verhalen. Ik kreeg ransel als een koppige ezel, ik zag en hoorde vuiligheid. Toen ik een joggie van tien jaar was, had het leven geen geheimen meer voor me, de
103