'Victoriano Vineto', zei hij plechtig, en hij schudde iedereen breedvoerig de hand. Toen ging hij zich aan een geestdriftige redevoering te buiten, die zeker vijf minuten in beslag nam.
'Hij zegt, dat hij naar zijn kamer wil om zich een beetje op te knappen,' vatte ik zijn referaat samen.
Als een feodale landheer voelde ik me, toen ik hem in het Troelstra-Oord rondleidde. Dat is de tuin, en dat is de aula en hier, dit is de keuken, en zo komen we in de conversatiezaal en dit is de gérant, verroest, hoe heet een gérant nu in het Spaans, enfin, laat ik maar zeggen, dat hij de burgemeester van het huis is, es el alcalde de la casa... si...
si... el alcalde... oh lala____el jefe... si el jefe... en nu gaan we naar
boven naar de logeerkamers, jij beste kameraad hebt nummer tres, uno, dos, tres, si... si... tres, asjeblieft, hier is het en wasje maar lekker, tot straks.
Ik slofte de gang terug naar de trap, drentelde de treden af, maar voordat ik beneden was aangeland, had Victoriano me al weer ingehaald. Hij liep nog steeds met zijn strooien dak op. Zo ging hij onder de boom zitten. Mee-vergaderen! De besprekingen in die vergadering vond ik destijds duizelingwekkend belangrijk, maar ik kan mij er niets meer van herinneren.
Maar de gesprekken, die ik met Victoriano in de vrije uren heb gevoerd, die gesprekken herinner ik me wel. Niet woordelijk natuurlijk, want als ik mijn vocabulaire van het Spaans op de nagel van mijn pink kon schrijven, dan ging de zijne nog niet in een woordenboek van twee en zeventig delen.
Hij was hulpknecht in een ziekenhuis in Madrid, een gemeentelijk hospitaal, waar uitsluitend arme mensen kwamen om te wachten op het uur, dat ze zouden worden geleid naar de kuil in de grond, die ze 'de laatste rustplaats' noemen, ofschoon het hun eerste rustplaats is. Naar zijn beschrijving te oordelen, was de betrekking van hulpknecht geen bezigheid, die een mens in staat stelde zijn volle persoonlijkheid naar hartelust te ontplooien. Vloeren schrobben, faeces opruimen en lijken naar de kelder sjouwen, zó: over je schouder, rug aan rug, vier armen in elkaar gestrengeld, als bizarre worstelaars. Hij
75