denken. Nehemia de Lieme is (zo horen wij hem zeggen) weliswaar nog een jonge man, maar hij kan 'geacht worden' (!) volkomen thuis te zijn in administratie en geldelijk beheer. Geheel overbodig was die toevoeging niet, want de jongeman, die 'zich voorstelde' directeur van de bank te worden, was amper twintig jaar oud. Om hem als directeur te laten fungeren zou een handlichting nodig zijn, aangezien de wet toen niet toestond, dat personen jonger dan drie en twintig jaren een functie als deze zouden bekleden.
In de memoires van ds. Melchers valt nog een andere bijzonderheid op, die een belangwekkend licht werpt op de beweegredenen, die aanvankelijk bij de stichting van De Centrale een rol hebben gespeeld.
Gaat men uitsluitend af op de practijk van deze verzekeringsmaatschappij en overziet men het indrukwekkende staatje waarin de bedragen vermeld staan, die deze instelling in de loop der jaren aan het Nederlands Verbond van Vakverenigingen, de S.D.A.P. (later aan de Partij van de Arbeid) en aan andere instellingen voor de financiering van culturele en wetenschappelijke doeleinden heeft geschonken, dan is het volkomen begrijpelijk, dat de conclusie zich opdringt, dat een der voornaamste oogmerken, die bij de oprichting van De Centrale hebben gegolden was de uitkering van zodanige geldelijke steun aan deze instellingen. Maar de namen, die de heer Carrière bij zijn eerste bezoek aan ds. Melchers noemde luidden: dr. Nolens (Katholieke Staatspartij) dr. Bos (Vrijzinnig Democraat) en ds. Talma (Anti-Revolutionair), terwijl ds. Melchers klaarblijkelijk de democratisch socialistische richting zou moeten vertegenwoordigen.
Het is in theorie uiteraard mogelijk de veronderstelling te uiten, dat de initiator Nehemia de Lieme onkundig was van het plan een Raad van Commissarissen 'op brede basis' (zoals dat tegenwoordig heet) te vormen. Uit de latere ontwikkeling van zijn gedachtenwereld valt echter wel met redelijkheid af te leiden, dat de twintigjarige zeer vagelijk de moderne opvatting voor ogen heeft gezweefd: er zijn vraagstukken van ethische aard, welker behandeling niet in de partijpolitieke sfeer dient te geschieden, maar die in een gezindheid van
60