dit stuk, een 'Naschrift', omdat de gegevens, die het bevatnaar mijn oordeel noodzakelijk zijn voor degenen, die zich'n enigszins afgerond beeld willen vormen van het karakter van 'de gewone man' Atje van Boom.
Voordat ik die samenvatting echter neerschrijf, lijkt het me gewenst even bij de uitdrukking 'de gewone man' te verwijlen.
Was Atje van Boom inderdaad een gewone man? Ik geloof, dat die vraag bevestigend moet worden beantwoord. Onder een gewone man versta ik een persoonlijkheid, die een zeker aantal eigenschappen van karakter met vele andere mensen gemeen heeft. Atje bezat ongetwijfeld een sterk doorzettingsvermogen. Het is geen kleine prestatie om zich met de zeer geringe schoolse kennis, die hem was bijgebracht, los te rukken uit het milieu, waarin hij was geboren en waarin hij zijn jeugd had doorgebracht. Het getuigt verder van grote volharding, dat hij op latere leeftijd er in is geslaagd het tekort aan schoolse kennis aan te vullen en zich te bekwamen voor de functie, die hij ten slotte, blijkbaar met goed gevolg, heeft kunnen bekleden.
Wanneer men dit alles erkent, gebiedt dc zin voor de werkelijkheid echter tegelijkertijd te vermelden, dat zeer vele andere mensen, uit een dergelijk milieu of uit een soortgelijke omgeving, precies hetzelfde hebben gedaan; zij hebben zich eveneens met noeste leergierigheid in de avonduren kennis eigen gemaakt, die hun was onthouden, toen zij het grote leven werden ingestuurd. De arbeiders-organisaties van allerlei richting en schakering, in en buiten onze grenzen tellen onnoemelijk veel mannen en vrouwen, die zich zelf hebben opgevoed tot nuttige leden der maatschappij.
Men moet ontzag hebben voor hun wilskracht. Toch zal men kwalijk kunnen volhouden, dat zij zeldzame uitzonderingen zijn. Om die reden was Atje inderdaad 'een gewone man'.
Zeldzamer is de eigenschap van zijn karakter, die hem er toe bracht een persoonlijke teleurstelling (namelijk het falen van zijn eerzucht om de acte M.O. Boekhouden te bemachtigen) zodanig te sublimeren, dat gevoelens, die bij vele andere mensen wellicht frustrerend zouden hebben gewerkt, bij hem juist konden leiden tot een verdere harmonische ontplooiing van zijn persoonlijkheid.
114