de van de negende om negen uur 's avonds op nummer 9' werd geboren, heeft Sluyser betrekkelijk weinig geschreven, al noemde hij wel de benedenburen. Onder de Sluysers woonde op twee hoog het gezin van 'tante' Etty van Praag, wier kleinzoon Jaap later oprichter van het Humanistisch Verbond zou worden en daaronder was de woning van Schele Ko, de standwerker. Elke cent die Ko verdiende, zette hij om in jenever en omdat hij een zeer kwaaie dronk had, wilden de kasteleins uit de buurt hem niet meer tappen. In een andere buurt hees hij zich vol en elke avond werd hij laveloos op een handkar thuisgebracht. Er waren er meer als Schele Ko, maar over het algemeen waren de mensen in de joodse buurt volgens Sluyser geen drinkers. 'Ze lieten liever tien borrels staan dan dat ze een pekelaugurk misten.'
In Voordat ik het vergeet beschrijft Meyer
Sluyser de buurt waar hij ter wereld kwam als 'de achterbuurt' van de jodenhoek. In 1905, toen het diamantvak, waarvan zijn vader voor zijn brood afhankelijk was, net een periode van druk werk en vrij goede lonen achter de rug had, kon het gezin Sluyser de nauwe Markensteeg verruilen voor een betere woning: Rapenburgerstraat 108 twee hoog. Daar woonde Meyer Sluyser tot zijn 25ste levensjaar. 'In de jaren van mijn jeugd,' schreef hij in Amsterdam je hebt een zoute smaak, 'waren de koters uit Amsterdam geen Amsterdammertjes. Ze waren kinderen van een buurt. Ik kwam uit de Vinkenbuurt, zoals de Rapenburgerstraat eigenlijk heet.'
Meyer Sluyser heeft de hele jodenhoek beschreven: van de 'Vissteeg' (de Houtkopersdwarsstraat) tot de Manegestraat met het Russensjoeltje, van de kwakzalver op de zondagsmarkt tot de grote synagoges op het
De Markengracht begin deze eeuw. gezien van de Hoirtkopersburgwal naar de Rapenburgwal.
— 123 —