De regering in Den Haag vond de N.S.B.-ers echter blijkbaar niet zo onbenullig als Henk. De Staat van Beleg werd tot het gehele land uitgebreid. Eenentwintig vooraanstaande N.S.B.-ers werden gearresteerd en geïnterneerd. Maar de leider van de N.S.B., Mussert, liet men vrij.
Ze zaten bij de omroep juist over deze arrestatie te praten en ook over het onbegrijpelijke, dat Mussert op vrije voeten was gebleven, toen op de telex een bericht verscheen, dat aller aandacht trok. Er was een correspondente van de Columbia Broadcasting Company, een Amerikaanse omroep, in Nederland: Miss Breckinridge. Zij had ook een bezoek aan de studio's in Hilversum gebracht. Ze moest een reportage maken over de Quislings in Europa, zoals zij kortweg zei. 'I want to see that chap Mussert', had zij aangekondigd. Uit het telexbericht nu bleek, dat de Amerikaanse verslaggeefster er in was geslaagd tot de leider van de N.S.B. door te dringen. Ze had hem gevraagd: 'In geval van een mogelijke aanval van Duitsland op Nederland, zouden de Nederlandse Nazi's dan Duitse hulp gebruiken om hun doelstellingen in Nederland te bereiken, of zouden zij voor hun Koningin vechten?'
Dat was nogal een vraag op de man af, die Miss Breckinridge had gesteld. En wat had Mussert geantwoord? Ook dat vermeldde de telex. 'Toen ik', vertelde Miss Breckinridge, 'deze vraag de Leider stelde, antwoordde hij, dat sinds de N.S.B.-ers niet meer werd toegestaan legerofficieren te zijn, zij, de N.S.B.-ers absoluut niets anders zouden doen dan zó te gaan zitten, zei hij, terwijl hij zijn armen over de borst kruiste en in zijn stoel achterover leunde.'
Gijs, de Kreeft, Karei en Dirk stonden over dit bericht gebogen. Ze waren sprakeloos, zo brutaal was de uitdagende aankondiging van passief verraad door de N.S.B., dat er uit sprak. De eerste die het gebruik van zijn stem terugvond was de Kreeft. 'Zeg Dirk', zei hij, 'herinner jij je, de eerste ochtend, datje hier bij de omroep was... we hebben toen samen een kopje koffie in de cantine gedronken.'
Dirk knikte. Of hij het zich herinnerde... nou. 'Toen zei jij', ging de Kreeft langzaam verder, 'dat de N.S.B.-ers landverraders waren. En ik zei: dat is een zware beschuldiging, jongen, voor een dergelijke beschuldiging moetje bewijzen hebben. Nou hier heb je het bewijs, het ligt vlak voor je.'
Een tikje verward keek Dirk hem aan. Hij had de Kreeft nog nooit zo bewogen gezien. Een gedachte flitste door Dirk's hoofd: Zou ik me misschien toch in de Kreeft hebben vergist? Is hij geen spion van de Duitsers?... is hij misschien juist het tegendeel?'
93