te bereiden, maar dat was camouflage. We zijn door de regering naar het buitenland gestuurd. In Praag verwacht men, dat het hoogtepunt van de crisis omstreeks het midden van maart zal komen. Blijven Engeland en Frankrijk ons in de steek laten, dan vrezen we, dat ons hele land door de Duitsers zal worden bezet. De regering neemt maatregelen, zodat een aantal mensen zich voor die tijd in het buitenland bevindt. Als het ongeluk over Tsjecho-Slowakije komt, moeten er mensen zijn, die het onderdrukte volk van het buitenland uit, door middel van de radio, kunnen toespreken.' Met een wrange lach zei één van de mannen:
'Wij zijn de eerste politieke emigranten van de tweede wereldoorlog, en die oorlog is nog niet eens uitgebroken.'
Dirk bekeek hen met ongeveinsde nieuwsgierigheid. Ze hadden iets in hun wijze van uitdrukken, die volkomen nieuw voor hem was. Een soort grimmige humor, die snijdend was en pijn deed. Geen wonder, dacht hij. Die mannen hadden hun vaderland verlaten. Wanneer zouden ze het weerzien? Misschien nooit. En ze wisten, welke ellende hun familie, hun vrienden en kennissen ginds te wachten stond. Zo zaten ze een poosje te praten. Daarop gingen ze naar de auto, die het hele gezelschap naar Hilversum moest brengen. De mannen uit Praag zouden daar in een hotel gaan wonen. Hun verblijf in Nederland zouden ze zich ten nutte maken om voorbereidingen te treffen, voor het geval Praag inderdaad zou worden bezet. 'Wat denk je van deze knapen?' vroeg Gijs aan Dirk onder het rijden. 'Ik vind ze cynisch', zei Dirk openhartig.
'Een cynicus is een teleurgesteld idealist, beste jongen. Je zult in heel Europa geen betere democraten tegenkomen dan de Tsjechen. Het moet voor deze mensen vreselijk zijn, dat wij hen in de steek zullen laten, want dat komt er van.'
Een paar maal die dag had Dirk overwogen met Gijs te spreken over zijn verdenkingen tegen de Kreeft. Maar de droevige figuur die hij bij de inval in de oefenkelder had geslagen, weerhield hem over zijn vermoedens te spreken.
Terug op kantoor, voelde hij het wantrouwen weer snel groeien. De Kreeft bleek nog niet over zijn teleurstelling heen. Hij zei ronduit dat hij graag de mannen had willen spreken. Hij vroeg Dirk honderd uit. Hoe heten die mannen? Wat hebben ze allemaal meegebracht? Wat gaan ze hier eigenlijk doen? Wat hebben ze verteld? Hoe is de toestand nu in Praag?
Op al deze vragen gaf Dirk zo goed mogelijk antwoord. Maar hij kon niet helpen, dat zijn bescheid soms heel kort was, veel korter dan de Kreeft hoopte. Die zat te mopperen:
70