hoofdstuk vii
De vijand komt steeds dichterbij
Met lood in zijn schoenen ging Dirk de maandag volgende op de gebeurtenissen aan de Amsterdamse Weesperzij naar de studio in Hilversum.
'Ik heb er net zoveel zin in als een dief in hangen', zei hij tegen Lien toen ze samen naar kantoor fietsten. 'Denk je dat Gij s je een standje zal maken?'
'Eén standje? Een heel bos vol. De baas van die transportonderneming heeft hem natuurlijk de oren volgetoeterd over onze pogingen om in die kelder in te breken. En geloof maar niet dat Gijs het leuk heeft gevonden zaterdagavond laat te worden opgebeld, omdat ze inlichtingen over mij moesten inwinnen. Ik reken half en half op ontslag', voegde hij er bedremmeld aan toe.
'Ach jö', troostte Lien hem, 'zo'n vaart zal het wel niet lopen. De soep wordt nooit zo heet gegeten als hij wordt opgediend.' 'En waar ik helemaal tegen op zie', pruilde Dirk, 'dat is, dat de andere lui op de reportage-afdeling me zullen gaan plagen. Let op, wat ik je voorspel.'
De ontvangst, die Dirk op kantoor te beurt viel, was echter heel anders dan hij had gevreesd. Hij zei: 'Goede morgen', zoals gewoonlijk. Iedereen zei heel gewoon, 'Goede morgen Dirk' terug. Wel een beetje verwonderd keek hij naar Gijs. Die gaf hem een klein knipoogje en toen niemand keek, legde hij zijn vinger op de lippen. Dirk haalde verlicht adem. Gijs had er met niemand over gesproken. De manier waarop hij geknipoogd had en met het handgebaar tot zwijgen had aangemaand, duidde er beslist niet op, dat Gijs boos was. 'Er komen straks een paar lui van de Tsjechische omroep op Schiphol aan', zei Gijs, 'ik had gedacht, dat ik Dirk maar moest meenemen. Er zal wel een en ander geregeld moeten worden.' 'Is dat eigenlijk niet mijn werk?' vroeg de Kreeft. 'Nee', weerde Gijs af.
'Ik zou best met die kerels willen praten', bleef de Kreeft aanhouden, 'je leert er altijd wat van. Voor zover ik er iets van heb begrepen bereidden ze zich in Tsjecho-Slowakije al voor op geheim verzet wanneer de Duitsers eenmaal de baas zullen zijn. Daar zou ik best wat meer van willen horen'.
'Dat kan ik me wel voorstellen', zei Gijs, 'maar ik denk toch niet, dat de lui, die komen je veel zullen willen vertellen. Wat jij bedoelt
67