uit elkaar ging. We moeten ook niet blijven zeuren over de dingen die gebeurd zijn. Gedane zaken nemen geen keer. Punt uit, nieuwe alinea. Alleen moeten we aan de politie overlaten wat nu eenmaal de taak van de politie is.'
'Maar er zijn N.S.B-ers, die in uniform lopen', zei Willem, zijn stem klonk onzeker. Hij voelde, dat hij terrein verloor. 'En we hebben politie, en rechters en nog veel meer', antwoordde Dirk. 'Kijk eens, als ik morgen heel toevallig iets bemerk, dat me te denken geeft, bijvoorbeeld als ik iemand vreemd zie doen, zo vreemd, dat ik denk: hé, dat kon best een spion wezen...' Onwillekeurig keek hij Lien even aan. Die knikte begrijpend. '... dan houd ik mijn ogen wijd open', ging Dirk verder, 'en als ik voldoende zekerheid heb dan waarschuw ik de mensen, die op zulke spionnen moeten letten. Maar ik ga niet rondlopen met een lantaarntje, net als Diogenes destijds, roepende: Ik zoek een spion...' 'Kunnen we niet gewoon bij elkaar blijven, als gezellig clubje?' vroeg Lien.
'Dat is een idee', riepen de anderen.
'Dat wou ik nu juist voorstellen', zei Dirk, 'we weten wat we aan elkaar hebben. Bang zijn wc niet. We weten ook, dat we stuk voor stuk goede Nederlanders zijn. We kunnen over de dingen die er in de wereld gebeuren best met elkander praten, maar ik zou zeggen: voorlopig geen Rinaldo Rinaldini meer.'
66