'Nee meneer, juist het tegenovergestelde.'
'Vertel op, en spreek de waarheid. Als ik je op een leugen betrap, bel ik de politie.'
Dirk vertelde naar waarheid wat het doel van de club was. 'Nou', zei hij eenvoudig, 'en toen besloten we zelf maar eens te kijken. Als er wapens zaten zouden we de politie waarschuwen. Dat is het hele verhaal.'
De man schoot in een luide lach.
'Als ik het goed begrijp zijn we dus eigenlijk vrienden', zei hij, 'want om je de waarheid te zeggen, dat N.S.B. gedoe hiernaast hangt mij allang de keel uit. Hier kijk maar naar de muur, ik ben een goede Nederlander, asjeblieft de koninklijke familie. Wat ik al een last van dat N.S.B.-tuig heb gehad. Er zijn klanten van me, die naar mijn concurrenten gaan, omdat ze denken, dat ik die kelder aan hen heb verhuurd. Maar, Dirk Poldervaert, als jullie weer zoiets op touw zet, moet je het wel linker inpikken. De laatste weken hebben er steeds verdachte snuiters rond die kelder gescharreld. Ze maakten tekeningen, of ze liepen de hele dag heen en weer om te zien wat er gebeurde. Ik heb toen met mijn chauffeurs afgesproken, dat we in ploegen de wacht zouden houden. Ik dacht, dat een stel inbrekers het op mijn wagens had voorzien.'
Dirk haalde verlicht adem. Hij begon licht te zien.
'Nou moet ik wel weten of je de waarheid spreekt', zei de man, 'ken
jij Gijs Bikstra?'
'Dat is mijn chef', zei Dirk.
'Mooi, diezelfde Gijs is een verre achterneef van me. Ik ga hem direct opbellen.'
Gijs was thuis. Hij was natuurlijk hoogst verbaasd toen hij hoorde wat er in Amsterdam was gebeurd. Maar hij kon voor Dirk instaan zei hij, al wist hij natuurlijk niets af van de bedoelingen met welke Dirk in de kelder had willen inbreken.
'Nou, duvel dan maar op', zei de man met een vriendelijke stem, 'en mocht je nog eens in de buurt komen, wip dan even bij dit kantoortje aan. Je kunt nooit weten. Zeg maar tegen je vader, dat ik een beetje jaloers op hem ben, al is zijn zoon een grote ezel.' 'Dag meneer', zei Dirk.
Toen Dirk een paar straten ver de Weesperzijde was afgewandeld, schoot vanuit een portiek Henk van Straten te voorschijn. 'Ha, die Henk.'
'Gunst Dirk, wat ben ik blij, dat ik je zie. We hebben echt over je in de rats gezeten.' 'Waar zijn de anderen?'
62