daad zo geheimzinnig was, als hij mocht aannemen, had de Kreeft het vast en zeker in zijn zak gestoken. Neen, Dirk moest een heel andere tactiek volgen.
Zo peinzend dwaalde hij door de donkere straten van Hilversum. Een mooie titel voor een detective-verhaal, dacht hij: Het Geheim van de Kreeft. Maar het was geen verzinsel, neen, het was bittere ernst. Als de Kreeft een spion of een verrader was (en hoe langer Dirk daarover nadacht, hoe sterker zijn achterdocht werd) moest er tegen die gevaarlijke man worden gewaarschuwd. Het ging om de veiligheid van Nederland, het vaderland. Onwillekeurig ging Dirk sneller lopen; dat deed hij altijd, wanneer hij opgewonden was. Maar snel lopen in een totaal verduisterde stad is niet zo eenvoudig, zelfs niet als je de weg weet. Hij lette in het geheel niet op zijn omgeving. Hij liep in het volstrekte duister door... totdat hij plotseling tegen iemand aanbotste. 'Oh pardon', zei Dirk, onthutst. 'Pardon', zei een stem. Het was de stem van Lien Tholen. 'Ha die Lien', riep Dirk opgetogen uit, 'ook toevallig dat we elkaar tegenkomen.'
'Tja', zei Lien, 'het hele land is zo donker als een kelder, en wij lopen
tegen elkander op, toevallig wij, hoe bestaat het!'
'Wat spookje eigenlijk zo laat op straat uit?'
'We hadden een fuif van een meisje bij ons op het archief. Vlak bij
mijn huis. Ik dacht, dat kleine eindje kan ik wel zonder bewaking van
een politiehond afleggen.'
'Lien', zei Dirk ernstig, 'je hebt er geen idee van hoe blij ik ben, dat ik je tegenkom.'
'O ja? Mag ik misschien ook weten waarom?' Dirk vertelde haar alles wat er die avond was gebeurd. 'Wat vind jij dat we moeten doen, Lien?'
'Ik weet het nog niet. Daar zou ik eerst eens een flink stuk over moeten nadenken. Weet je wat, ik loop nog een eindje met je om. Dan heb ik in elk geval bewaking bij me. Maar het is hartstikke donker, we moeten wel zorgen dat we elkander niet kwijt raken.' Dirk had meer dan een vaag vermoeden wat Lien bedoelde. 'Weet je wat', zei hij, 'als je me nou 's een arm gaf. Dan raken we elkaar beslist niet kwijt, en dan hoeven we ook niet zo te schreeuwen als we tegen elkaar praten.' Lien schoof haar arm in de zijne. Samen liepen ze verder. Zij vroeg hem nog eens precies te vertellen, wat er die avond was gebeurd.
'Het kan natuurlijk zijn', zei ze rustig, 'dat je spoken ziet op klaarlichte dag. Ik geef toe dat ik die Kreeft ook niet vertrouw, maar bewijzen.. . nee, die hebben we geen van beiden.'
29