dat iedereen in het ruim moest. Er lagen wat oude gonje zakken; daarop sliepen de kinderen. De volwassenen zaten bij elkaar in het donker. Ze fluisterden met elkaar. Er was een bevel gekomen, dat er geen gerucht mocht worden gemaakt.
'De zee zit vol Duitse duikboten. Ik vaar zonder licht', had de schipper gezegd, 'elk geluid kan ons einde betekenen. Ik probeer zo goed als het gaat tussen de mijnenvelden door te kruipen. Als we de ochtend halen, zijn v/e al een stuk verder.'
De zee was kalm. De motor liep op minder dan halve kracht. Het schip schommelde slechts weinig.
'Er komt mij nu een oude mop in de gedachten', grinnikte Gerard. 'Een papegaai en een aap zijn samen op zee, in het ruim van een schip, net zoals wij nou. Toen zegt die aap : 'Ik weet een leuk spelletje, maar dan moet je eerst je ogen dicht doen.' De papegaai doet de ogen dicht. En juist op dat ogenblik loopt het schip op een mijn. Een enorme knal. De stukken vliegen overal heen. De papegaai komt in zee terecht, op een eind hout, en toen pas doet het stomme beest zijn ogen open en zegt: 'Ik vind dit geen leuk spelletje'.' 'Ik vind het geen leuke mop, om die juist nu te vertellen', zei een van de vluchtelingen, die bij hen zat.
'Nee', zei Gerard, 'dat is het ook niet, maar ik kon in de situatie, waarin wij nu zijn, niet zo gauw een andere bedenken.' Op dat ogenblik hoorden ze het geluid van een vliegtuig. Het gebrom kwam dichterbij. Zoem-zoemzoem-zoem.
'Dat is een Duitser', zei een van de officieren, 'je kunt het horen aan het geluid van de motoren. Die lopen niet synchroon. Als de schurk ons in de gaten krijgt, zijn we zuur.'
'Hoe zou hij ons kunnen ontdekken?' vroeg iemand angstig en fluisterend. 'Het is buiten pikdonker.'
'Hij hééft ons al ontdekt', zei een andere officier, 'hoor maar, hij cirkelt nu om ons heen, zo dadelijk krijgen we onze portie.' Het volgende ogenblik klonk het geratel van een machinegeweer. Ze hoorden de kogels op het metaal van het dek ketsen. Ret-ret-te-retret. 'We worden beschoten. Dat is een goed ding', zei iemand in het duister, 'het betekent, dat het een jachtvlieger is. Die hebben geen bommen aan boord. Als ze een bom op ons gooien, zijn we de sigaar. Maar een machine-geweer... och, dat zal wel meevallen.' 'In elk geval weten de Duitsers waar we zijn', zei Dirk. Hij was bang; hij schaamde zich voor zijn vrees, maar hij kon zijn benen niet stil houden. Die trilden van zenuwachtige spanning. 'We zitten midden tussen de mijnenvelden. Maak je geen zorg, daar durft geen duikboot te komen. De schipper van ons neemt een enorm
104