״Morgen ben je jarig", zegt ze.
״Klopt", zeg ik.
״Ben je niet nieuwsgierig wat je deze keer krijgt?" vraagt ze een beetje hakkelend.
״Nieuwsgierig wèl", zeg ik, ״maar morgenochtend weet ik het."
״Zou je het nou al willen weten?" vraagt ze en ik begrijp er niks van, want zó ken ik die vrouw van mij niet. Ik houd me een beetje op de vlakte en ik zeg:
״Nou ja... willen en willen is twee... Natuurlijk ben je altijd nieuwsgierig om te weten wat je krijgt, maar ik ben toch geen klein kind meer, dat ik niet nog acht uur kan wachten."
״Nee", zegt Kee, ״een klein kind ben je niet meer... jammer genoeg niet."
Daar blijft het dan bij. De pauze in het Concertgebouw is voorbij en we zetten de halve koptelefoons op en gaan weer luisteren. Maar Kee heeft geen rust meer, dat zie ik duidelijk. Ze staat op om iets in de keuken te gaan beredderen en als ze dan later weer bij het toestel zit, draait ze op haar stoel heen en weer. Ze heeft mijn verjaardag in haar hoofd, dat snap ik zó wel, maar het fijne begrijp ik er niet van, en ik neem me voor om me ijskoud te houden. Die vrouw van me heeft iets waar ze niet over kan zwijgen en dat ze toch niet uit haar zelf wil vertellen. Als het er op aan komt, kan ik reusachtig goed plagen en ik doe dus net alsof ik helemaal niet merk, dat Kee paar-denvlees gegeten heeft.
״Nou laten wc׳ nou maar gaan slapen", zeg ik, als het Concertgebouw applaudisseert voor het laatste nummertje, ״morgen is een drukke dag... morgen ben ik jarig, nietwaar?" Schijnheilig dat ik zijn kan!
Ik zo ijskoud en zij gloeiend heet. Kee is niet meer te houden.
״Wat jij voor een vent bent", zegt ze, ״jij hebt geen temperament, jij wil niet eens weten wat je voor je verjaardag krijgt?"
Nou kalm blijven Karei (denk ik), het visje bijt in het aas, even laten doorzuigen en dan opslaan. Ik brom zo een beetje in me zelf.
״Karei", zegt Kee opeens dood-ernstig, ״als ik je vanavond laat zien wat je krijgt, zal je dan morgen tegen de kinderen net doen alsof het een volslagen verrassing voor je is?"
50