vroeger, dan voel ik het heimwee onder mijn jasje knagen, maar tegelijkertijd zeg ik dan tegen me zelf:
״Karei, je bent een sentimentele ouwe sik... de handgranatentijd van de beweging is voorbij... voor goed voorbij; en als Pieter Jelles nu leefde, ging hij nu niet met ״De Baanbreker" colporteren, want ook in de beweging is een werkverdeling, net zo goed als op een bouwwerk..."
Ja, ja, de handgranatentijd is voorbij en we zitten tegenwoordig in de regering en we zijn verantwoordelijk voor het wel en wee van het hele volk en soms lijkt het net alsof mijn verhalen over de oude tijd spannender en heldhaftiger zijn dan de dingen die je tegenwoordig meemaakt, maar dat is toch niets anders dan schijn, wat je ontdekt, wanneer je over alles een beetje dieper nadenkt. Er is tegenwoordig genoeg heldenmoed, maar die zit meer onder de oppervlakte; daarom is het heldhaftige er wel, als je het maar weet te zien.
Na zo een dag met duizenden en duizenden partijgenoten samen in een grote betoging, vraag ik me af: „En als we nu weer met zoveel duizenden bij elkander komen, zal ik er dan weer bij zijn en wat zullen we dan weer hebben meegemaakt?"
Niet, dat ik aanleg heb om naar het baantje van waarzegger te solliciteren, maar soms kan ik jaloers zijn op die kinderen van me en op kinderen, die nog jonger zijn dan zij.
Dan denk ik verder:
„Als op de kalender het jaar twee duizend verschijnt, dan ben ik al lang wijlen Karei van Veen... maar wat zullen die kinderen zien? Hoe zullen al die vraagstukken zijn opgelost, waar we tegenwoordig onze hersens op verzwikken... al die vraagstukken waar we geen oplossing zien, maar waarin wel degelijk een uitweg is, omdat er in de geschiedenis van de mensheid nu eenmaal geen stilstand is, maar een langzame weg naar boven en wat zal daar boven te zien zijn?"
Ik lig zo een beetje door te prakkizeren in dat koele bed en of ik het wil of niet, ik moet opeens aan mijn jonge jaren denken. Moet ik Karei van Veen, nou verwaand zijn, omdat ik het van jongmaatje op een bouwwerk zo ver heb geschopt dat ik nu opzichter ben over een personeel van een man of zeventig, of is dat gevoel niks anders dan wat we ,burgerlijke zelfvoldaanheid' noemen? En moet ik eigenlijk
200