niet veel tevredener zijn, omdat ik en honderdduizend andere mensen samen iets tot stand hebben gebracht waar ze nog lang over zullen spreken: de beweging en het stuk rechtvaardigheid, dat we in ons kleine landje tot werkelijkheid hebben gemaakt? En tóch (denk ik) veel belangrijker dan wat we hebben bereikt, is wat we nog willen bereiken.
Over vijf en twintig jaar komt de V.A.R.A. natuurlijk weer bij elkander om een kolossaal feest te vieren (denk ik), het gouden familiefeest, maar dan zal ik er wel niet bij zijn — ״hindert niks" — maak ik me zelf wijs, ״de beweging groeit verder met andere mensen" en dus zeg ik met mijn goedkope filosofie tegen me zelf: er is veel veranderd in de beweging, maar toch is alles hetzelfde gebleven!
Ik herinner me, dat ik eens Jo Sternheim een gedicht van Adama van Scheltema heb horen declameren: ״Makkers het is zo schoon te leven, makkers zo zwaar" en er kwam in voor, dat we aan het roer van de wereld staan. Als je aan die woorden denkt, dan zie je een stormachtige zee voor je, en een stoere arbeider van Albert Hahn met van die vierkante kaken en een rode buis onder zijn oliejas, en de golven spatten over het dek, en in de verte tegen de donkere lucht zie je een stralende zon opgaan en in de stralen staat geschreven: socialisme... maar nu is het dan werkelijk zo ver, en we staan aan het roer van de wereld en de golven lopen zo hoog als de hemel, maar de reis is geen pretje, sommige passagiers zijn zeeziek en ze mopperen: ״Het heldhaftige is er tegenwoordig uit... geef mij maar de oude tijd terug" en de lui, die zo klagen, zijn nog niet eens de slechtsten, want er zijn lui aan boord, die eigenlijk liever op de kant gaan staan. Varen wil iedereen... als het mooi is, maar als de storm loeit, dan leer je pas de ware zeelui kennen.
Waarmee ik maar zeggen wil, dat ik tegenwoordig nog al eens een keertje met me zelf overhoop lig, de ene helft van me denkt, dat hij niet kan leven zonder die plaat van Albert Hahn, en de andere helft heeft een grenzenloos ontzag voor Vader Willem Drees, die op het feest in Hilversum heeft rondgelopen in zijn gewone colbertje en met een gezicht, dat je stil maakt door de zorg, die er op ligt uitgespreid. Het zijn gedachten zonder kop of staart, die door me heengaan en nu ik ze vertel, bemerk ik, dat ik van de hak op de tak spring, maar op de een of andere manier zit er toch verband tussen...
201