aannemen, dan zal ik daar niet kwaad over worden... maar dan houd ik jullie vrij" en hij kijkt m'n dochter en mijn schoonzoon aan.
Die doen verrast en ik vind, dat die Jantje van ons eigenlijk een goed diplomaat is, want niemand kan zich tekort gedaan voelen door de verstandige manier, waarop hij dat zaakje aanpakt. En zo blijft het dan afgesproken: we zullen die Zaterdag naar Hilversum gaan, daar gaan we eerst dansen en daarna logeren en 's morgens vroeg gaan we naar het Sportpark, wij en die andere tienduizenden, die vast en zeker zullen komen.
Er is 's morgens, de elfde Juni, ook nog een vergadering in „Parkzicht" waar ik als opzichter bij zal moeten zijn, maar een mens kan nu eenmaal maar op één kermis tegelijk wezen en dus ga ik maar niet naar die vergadering.
Hein Festijn vertelt in de radio, dat het op de elfde Juni mooi weer is en hij krijgt gelijk, want er gaat een hittegolf over Nederland en iedereen zegt: het mooiste V.A.R.A.-weer, dat je kunt bedenken.
Het Langgewenscht in Hilversum is een soort marktplein met een rare naam, waar op die Zaterdagavond overal oranje balonnetjes tussen de bomen hangen en er staan twee muziektenten, in de ene zit „Accor-deola" en in de andere „The Ramblers". De muziek toetert, dat het een lieve lust is en de kinderen gaan dansen, maar Kee en ik dwalen zo een beetje rond en elk ogenblik komen we andere kennissen tegen, die we handjes moeten geven.
„Dat zal morgen wat worden", zegt Kee, „ik heb nu al pijn in mijn rechterhand van het goedendag zeggen."
Het is vooral opgeschoten jong goed, dat aan het dansen is en er zijn hele artisten onder.
Kee en ik blijven een lange tijd kijken naar een ploegje matrozen, die in hun dooie eentje een opvoering geven, alsof ze op de planken staan; een doet net alsof hij de fluit speelt en de ander is een slang, die precies gehoorzaamt en onderwijl spelen „The Ramblers" de Maharadja van Mogadore en als het liedje eindelijk uit is, zegt Kee tegen een juffrouw, die naast haar staat:
„Dat zijn nou die stijve Hollanders... als je zoiets in een film ziet, zeg je: dat kan alleen maar in het buitenland."
190