begrip ״vernieuwing" niet altijd dezelfde inhoud werd gegeven. G. Bernard Shaw heeft eens geschreven, dat de mensheid reeds een heel eind dichter bij de algemene broederschap zou zijn, wanneer men het met elkander eens kon worden over de betekenis van woorden, die door iedereen worden gebruikt...
Met name de concretisering van „vernieuwing" in de radio-omroep bleek niet zo gemakkelijk te zijn.
Al had het zendtijdenbesluit van 1930 bij de overgrote meerderheid des volks levendige bijval ontmoet, welke instemming o.a. bleek uit de verheugende groei der omroeporganisaties, een kleine, geestelijk zeer actieve, groep had zich op principiële gronden met dat besluit nooit kunnen verenigen. Men dient de mening van dezê bezwaarden echter niet te verwarren met het verzet, dat in 1930 uit A.V.R.O.-kringen tegen het zendtijdenbesluit was gerezen. De „algemene omroep", die de A.V.R.O. (in 1930) bepleitte, was een gans ander ding, dan de „nationale omroep", zoals die vijftien jaar later, na de bevrijding werd gepropageerd; en zowel het omroepbestel, dat de A.V.R.O. in 1930 voor ogen zweefde, als de „nationale omroep" waarvoor in 1945 anderen ijverden, verschilden weer hemelsbreed van het omroepbestel, dat de sectie Radio van het M.G. zich als hoogste ambitie ter verwezenlijking had gesteld. Deze enigszins ingewikkelde situatie, werd door de leuze „vernieuwing" niet eenvoudiger.
Er is op sommige punten een zekere overeenkomst aan te wijzen tussen de „doorbraak" op het terrein der politieke organisatie en de denkbeelden, die men in het belang der vernieuwing op omroepgebied wilde verwezenlijken.
Vooral toen tijdens de bezetting, waarover daarna, de besprekingen over de wenselijkheid van „vernieuwing" in het stadium kwamen, waarin practische besluiten moesten worden voorbereid, kon men in de kringen der democratische socialisten nogal eens de opvatting vernemen, dat de S.D.A.P. in het geheel niet meer moest worden opgericht, omdat men .,iets anders" wenste.
Maar, gelukkig, verreweg de meerderheid der democratische socialisten bleek van oordeel, dat behoud van positieve waarden uit de periode van vóór de oorlog, noodzakelijke voorwaarde was om na de bevrijding een vernieuwing op solide basis te kunnen verwezenlijken.
163