eter in Berlijn het gaat verliezen, zelfs de N.S.B.-ers beginnen het te snappen en sommige van die schoeljes gaan zoete broodjes bakken. Het verzet is nu algemeen en als je dat vergelijkt met de eerste maanden van de bezetting, dan is er in Nederland toch heel wat veranderd; trouwens er wordt nu ook van bovenaf meer leiding gegeven. Ik hoor zo nu en dan van contacten die de mensen van de Partij onderhouden en een keer ben ik 's avonds bij een partijgenoot in het blok op visite, waar een man of tien bij elkaar zijn om naar Kees Woudenberg te luisteren, die het hele land afreist om in dat soort huisbijeenkomsten te spreken, en Mien, z'n vrouw, gaat overal met hem mee, Kee weet me te vertellen, dat er in het geheim door de goede mensen van de radio-omroep contact wordt onderhouden, ook met Drees; ze heeft een relatie, die weer een relatie is van een andere kennis en van die weet ze, dat Jan Broeksz van de V.A.R.A. niet stil zit, maar in het geheim dingen voorbereidt, die klaar moeten zijn als de bevrijding komt. Dat schijnt al een hele tijd aan de gang te zijn, maar je hoort die dingen altijd veel later, we leven nou eenmaal in abnormale tijden.
Maar wanneer komt de bevrijding? Dat weet geen sterveling. De Engelsen moeten een beetje voortmaken, anders komen ze te laat. Amerika heeft het geld en Rusland heeft de soldaten, en Engeland heeft de tijd. Er is in Nederland aan alles gebrek, de kleren raken op, we behelpen ons met allerlei surrogaat-rommel, er zijn veel minder kolen, en het gas is gerantsoeneerd en de electriciteit ook en het ergste is, dat de Duitsers maar mensen weghalen, steeds meer mensen. Waar moet dat eindigen? Niemand weet het, maar het kost iedereen heel wat moeite de kop op te houden. Kee is mager geworden en ze heeft een harde trek om de mond, en hier en daar zie je een paar grijze haren op haar hoofd; toch is ze nog een betrekkelijk jonge vrouw, maar die oorlogsjaren pakken iedereen aan en zeker haar, die volop in het ondergrondse werk zit.
Soms als ik 's avonds in het donker zit of als ik in mijn bed lig — we gaan meestal heel vroeg naar kooi — denk ik wel eens aan de eerste maanden van de oorlog, over Kee en over de meningsverschillen: wat moet de V.A.R.A. doen?, en over me zelf met mijn zogenaamde kalmte. Als de jaren verstrijken ga je die dingen toch in een heel ander licht zien, niet zo fel en met veel meer begrip, want iedereen kan een fout
148