ons radiotoestel zaten te prutsen. We snuffelen op alle golflengten, want voordat het Nederlandse programma aan de beurt is, komt er uit Londen altijd eerst een programma in het Fins, waar ik heus geen klap van kan verstaan, omdat ik het maar koeterwaals vind. Doordat we zo over alle golflengten dartelen, missen we natuurlijk weer het begin van Radio Oranje en als we dan eindelijk de zender weer hebben aanstaan, horen we een stem en Kee zegt:
״Wel verdraaid... als dat Jan Lebon niet is, dan ben ik niet meer moeder Kee maar een brandweerman met een snorretje."
Het is Jan Lebon, zijn stem kun je uit duizenden herkennen, maar bovendien heeft hij het over de radio-omroep in Nederland en wat daar mee aan de hand is. Niet, dat hij zich bemoeit met de onenigheid, tussen de leiders van de beweging en sommige bestuurders van de V.A.R.A., die bekogelen elkaar met brochures en brieven, waarvan ze afschriften aan iedereen sturen... neen, Jan houdt zich wijselijk buiten die dingen, maar hij trekt van leer tegen meneer Dubois, die hand en spandiensten verricht voor de Duitsers en de N.S.B.-ers, die de vrije omroepverenigingen willen oprollen en Jan Lebon veegt dat heerschap zo prinsheerlijk de kast uit, dat we zitten te krinkelen van de pret.
Zo nu en dan vind ik een klein krantje bij ons in de brievenbus; de ene keer zit er een bandje omheen, met mijn naam er op, de andere keer, als ik thuis kom, ligt zo een ding half onder de deur geschoven. Het zijn geheime blaadjes en van deze en gene hoor ik, dat er hoe langer hoe meer van die dingen komen. Wie ze schrijven weet natuurlijk niet iedereen, maar soms staan er dingen in, waarvan je zegt: ״He, dat zou best die-of-die kunnen zijn", maar zeker weten doe je zoiets natuurlijk niet. Ik moet zeggen, dat ik voor de mensen, die zulke krantjes uitgeven, met veel respect mijn vaantje strijk, want als je er even over gaat nadenken, dan is het toch maar een karwei, eerst de artikelen schrijven, dan een drukker vinden, die ze drukt, dan de blaadjes weghalen en verdelen en bij de mensen thuis bezorgen; asjeblieft, daar moet je niet gering over denken en alles in het geheim. Ik spreek er met Kee over, als we 's avonds bij een half nachtpitje zo een krantje zitten te spellen.
״Ja", zegt ze droogweg, ״de dingen gebeuren niet vanzelf, zo een
142