soort mensen hebt altijd familie op het platteland, omes of tantes of neven en nichten, maar al heb ik een grote familie, ze wonen in de stad en nog wel allemaal in dezelfde stad en vlak bij elkaar ook."
Tja, dat is me ook wat, denk ik, bij die moeilijkheid sta je nou ook niet eerder stil of je moet er met je neus boven op worden gedrukt en ik moet eerlijk zeggen, dat ik zo dadelijk geen oplossing weet. Maar Kee brengt redding in de nood. Ze kijkt me op haar manier slim aan en zegt:
„De polder... de rimboe... weet je wel?"
„Nee", zeg ik, „dat weet ik niet..."
„Wat?" zegt Kee verbaasd, „herinner je je die avond van de
V.A.R.A____die feestavond, toen jij drie maanden in de rimboe voor
opzichter hebt gespeeld... en herinner je je kostbaas, dat V.A.R.A.-lid... hij is voorzitter van de afdeling."
„Willem van Cappellen", zeg ik, „de avond met Willem van Cappel-len en Jan Lemaire en zo."
„Precies, wat een geheugen heeft die man van mij", zegt Kee, „bij die voorzitter in de rimboe bergen we Jopie met zijn gezin op en een knappe jongen, die ze daar vindt."
De volgende dag ben ik ziek, dat wil zeggen, ik laat een boodschap brengen, dat ik me niet lekker voel, maar ik zit voor dag en dauw in een stampvolle koude trein en als ik 's avonds weer thuis ben, heb ik voor Jopie een adres, puik hoor. In de rimboe, in de polder achter Zwolle. Het heeft natuurlijk nog al wat voeten in de aarde, voordat de vrouw van Jopie afscheid kan nemen van haar gepolitoerde linnenkast en van haar keukentje met de geëmailleerde pannen, maar we zetten door, en na veel vijven en zessen transporteren we het hele gezin naar de veiligheid. Jopie vraagt me om een paar dingen zolang voor hem op te bergen, totdat de oorlog voorbij is, wat linnengoed en vorken en lepels, en zijn radiotoestel en zo.
„Goed", zeg ik, „geef maar hier, ik zal het wel voor je bewaren."
„Je bent mijn bewarief', zegt Jopie en hij lacht, maar hij is niet blij...
Door die staking en door die geschiedenis met Jopie vergeet ik helemaal te vertellen van die avond in Januari, toen Kee en ik zo een beetje aan
141