zijn de Duitsers op de terugtocht en daar houden de Nederlandse troepen moedig stand en daar staan meer dan honderd Duitse machines in de fik en 's avonds komen de kranten gewoon op tijd, maar die vertellen je niks van al die geruchten. Als je tussen de regels door kunt lezen, dan weet je dat ze met opzet optimistisch schrijven en tegelijkertijd een slag om de arm houden, voor het geval we toch het loodje leggen, maar ja, na één dag oorlog kan niemand zeggen wie er wint of wie er verliest. Als je naar de radio luistert dan begrijp je, dat het er helemaal niet zo mooi uitziet, alles behalve, want al die parachutisten, die overal uit de lucht komen vallen, sturen onze verdediging lelijk in de modder, dat kan een kind nagaan. En als dan eindelijk de mededeling over de radio komt, dat de Koningin en de ministers naar Londen zijn, zeg ik tegen Kee:
״Hoor eens vrouw, het is malligheid om mekaar wat wijs te maken... het is mis, dik mis. Nederland gaat de plomp in en over een paar dagen heb je de moffen hier."
Kee begint zachtjes te huilen en ik sta er een beetje schutterig bij en ik weet niet goed hoe ik haar moet troosten, want eerlijk gezegd, mijn ogen lopen ook over. Er volgen verschrikkelijke dagen, net een nachtmerrie, maar veel erger, omdat je weet, dat het geen droom is, maar werkelijkheid. Eerst de capitulatie, dan de geruchten, dat honderden mensen van narigheid zelfmoord hebben gepleegd en er zijn namen bij van mensen uit de beweging en overal hangt de stemming van een sterfkamer. De moffen zijn inderdaad in de stad en Kee zegt, dat ze het vertikt op straat te gaan.
״Ik wil dat tuig niet zien", zegt ze, ״die vuile moordenaars, die inbrekers... die... die...", ze stikt bijkans in haar woorden en ik laat haar maar gaan; dat bedaart vanzelf wel, denk ik en je moet het leven nu eenmaal nemen, zoals het valt. Wat gebeuren moet, gebeurt toch!
Natuurlijk gaat Kee een paar dagen later toch de straat op om boodschappen te doen, ze kan het huishouden niet laten verwaarlozen, en ik ga gewoon naar het werk, want van babbelen en filosoferen kan de schoorsteen niet roken; alleen de kinderen kunnen nog niet naar school omdat het daar een rommeltje is met die inkwartieringen en zo.
124