Ze denkt een tijdje na en zegt:
״Meen je werkelijk, dat er niks bijzonders met me aan de hand is?"
Mijn hersens gaan zo snel, alsof ze in aangenomen werk staan, maar ik trek mijn onverschilligste gezicht en zeg:
„Hoor eens moeder, we zijn nou al zo lang als man en vrouw bij elkander... ik vind, dat je me nou wel een beetje moet kennen. Per saldo ben ik hier de baas in huis, waar of niet? En als ik die klachten van jou ernstig vind, dan stuur ik je naar de dokter... Maar maak je niet zenuwachtig, het is niks, wat mij betreft hoeft er geen dokter aan te pas te komen."
״Dan ga ik morgenochtend naar de dokter" zegt Kee, blij, dat ze zich kan houden of ze gewoon koppig is en tegelijkertijd kan doen wat ze al lang van plan is.
„Net zoals je wilt", zeg ik met een huichelachtige tronie, „maar je doet het voor je eigen geruststelling, want ik vind het helemaal niet nodig."
„Ik ga naar de dokter", zegt Kee resoluut, „daar heeft meneer-de-baas-in-huis niks mee te maken, en verder basta!"
Zo is de vrouw van mij nou eenmaal, niet kwaadaardig of kribbig, alleen af en toe een beetje wonderlijk, maar ik houd het er voor, dat de meeste vrouwen zo zijn en ik ben nou lang genoeg getrouwd om te weten wat tact is. Als mijn vrouw doet wat ik wil, ben ik altijd erg inschikkelijk.
De volgende avond kom ik thuis en ik hoor al op het portaal, dat Kee in de keuken staat te zingen en op tafel zie ik bloemen in een vaasje, Darwin-tulpen. Ik vraag niks, ik zeg alleen maar:
„Asjeblieft... die pijn in je borst is verbeelding, ik heb weer eens gelijk."
Ze komt uit de keuken en gaat op haar zeven gemakken breeduit bij de tafel zitten en ze zegt:
„Nou die dokter van ons is een reuzen schat hoor. Hij laat me eerst een minuut of tien praten en toen zegt hij: „juffrouw Van Veen, voor jou zal ik nou eens extra de tijd nemen, laat de andere patienten maar wachten, al duurt het een uur en al moet ik je helemaal binnenste buiten keren, we zullen net zo lang zoeken, totdat we wat vinden...
119