50 JOOST SYBRANDSZ. BUYCK 60
Op i April 1572 namen de Watergeuzen den Briel; de vrijheidskamp der Nederlanden was in vollen gang. Tien jaar lang bleef Amsterdam in dezen strijd afzijdig, want al hield het in naam den Spaansen kant, in werkelijkheid was men uitsluitend bedacht op eigen recht en welstand. Voor den oprechten Amsterdammer, die in liefde tot het vaderland, voor de roemrijke herinnering aan zijn vrijheidsstrijd in het bijzonder, bij geen ander achterstaat, vormt dit stuk stedelijke historie een moeilijk probleem, dat zich tenslotte belichaamt in de ene en veelomstreden figuur van Joost Buyck. Dan kan hij vervallen in smaad en verachting voor dezen man, wiens beginselen en mening den koers in Amsterdam in die veelbewogen jaren nadrukkelijk bepaalden, hij kan in hem den verrader zien, die om behoud van eigen macht de zaak van 's lands vrijheid, het aanzien en de welvaart van zijn stad offerde. Maar toch zal hij eerbied moeten hebben voor de onwrikbare overtuiging van dezen burgemeester, die God en Zijn leer en alle gezag bij de gratie Gods meer meende te moeten gehoorzamen dan de mensen. Die geen duimbreed week van wat hij als Katholiek volgens opvatting dier dagen als zijn duren plicht beschouwen moest, die tegen den druk en de groeiende ongunst van zijn tijd stand hield tot het laatst. Men kan dit heroïsch, men kan het ook tragisch vinden, maar voor smaad is er bij eerlijke beschouwing geen plaats. Als Amsterdammer tenslotte blijft Buyck onaantastbaar. Al meende hij van de gehoorzaamheid, aan Kerk en Koning verschuldigd, niet te mogen wijken, Spaans gezind werd hij nimmer of nooit. Rusteloos heeft hij geijverd om de eer, de macht en het recht van Amsterdam onaangetast te houden. Geen stad heeft zich feller verzet tegen invordering van den tienden penning dan juist Amsterdam en het was Joost Buyck, die in het benauwdst van den tijd zelf naar Brussel reisde en van Alva uitstel en daarmee afstel van betalingen verkreeg. Onophoudelijk bleef de Magistraat in verzet tegen den Landvoogd, weigerend een Spaans