50 JOOST SYBRANDSZ. BUYCK 65
den de stadssoldaten en schoten uit hun huizen en van de daken op den Staatsen troep. Behalve twee gewezen Watergeuzen, Claes Ruychhaver en Dirk Duyvel, was geen der uitgeweken Amsterdammers met de invallers binnengekomen. De aanslag mislukte dan ook volkomen.
Neen, Amsterdam hield zijn lot in eigen hand. De zege der Reformatie, de inbezitname der macht op 26 Mei 1578 door de Protestanten, was wederom het werk der Amsterdammers zelf. Sonoy lag weliswaar met troepen in de buurt, doch men wist zijn hulp bij voorbaat overbodig. Amsterdam ging ook nu zijn eigen weg.
Maar voor het zover kwam, had Amsterdam moeilijke jaren door te maken. Nog in 1566 stonden de kansen der Reformatie ook hier gunstig. De Katholieke overheid trad gematigd op. Rooms-gezinden en andersdenkenden waren het eens in hun afkeer van het Spaans gezag, zoals dit steeds meer de politieke vrijheid bedreigde. Hendrik van Brederode, de grote Geus, kwam vrij in de stad. Hij woonde in de herberg ״De Prins van Oranje" op den Dam en was ook buiten den kring van zijn geloofsgenoten zeer gezien, omdat hij vat had op dien Amsterdamsen zin voor humor, welke door alle tijden heen het volk aan Amstel en Y heeft gekenmerkt. Wanneer de Burgemeesters uit de vensters van ״het Torentje" den Dam opkeken, konden zij zien, of Brederode in zijn herberg was. Meestal dromde er dan een groot aantal mensen samen, dat, als de Geus zich vertoonde, hem hartelijk toejuichte. Of zij het met genoegen zagen was natuurlijk een andere vraag. In den zomer van 1566 werden de eerste haghepreken gehouden, voorlopig buiten de Veste. Zij trokken veel volk en de overheid deed geen poging van betekenis om dit te beletten. Het gevolg was, dat de haghepredikers eindelijk ook binnen de jurisdictie der stad verschenen, en zelfs trok de bekendste van hen, Jan Aartsz., een mandenmaker uit Alkmaar, op Woensdag 21 Augustus aan het hoofd van een grote menigte, die