50 JOOST SYBRANDSZ. BUYCK 50
Brederode met zijn Geuzen gereed lag om zijn geloofsgenoten ter hulp te komen. Maar deze wensten die hulp niet, het geschil tussen Amsterdammers over de zaak van Amsterdam zou door ingeborenen zelf worden uitgevochten. De Geuzen van Brederode kwamen er niet aan te pas.
Ook tijdens de scherpe blokkade door de West-Friezen te water en door Sonoy te land, welke de stad aan den rand van den ondergang bracht, werd van Gereformeerde zijde, ondanks groeiende meerderheid, de ontevredenheid in de stad en de gunstige kansen, herhaaldelijk geboden, geen enkele poging gedaan de Staat-sen binnen te halen Men kende de wangunst der West-Friese steden — had niet Enkhuizen het paalkistrecht, dat Amsterdam toekwam, aan zich getrokken en derfde Amsterdam dientengevolge de inkomsten uit heffing op schepen voor de afbakening van het vaarwater — en de Watergeuzen wien men niet licht het rantsoeneren in 1567 der Oostzeevloot vergaf, waren ook bij de Gereformeerden van Amsterdam verre van populair. Voor een groot deel waren het, de goeden niet te na gesproken, lieden zonder overtuiging, die met geweld en uitspattingen den godsdienststrijd op de spits dreven. De Katholieken konden hen nooit vergeven, dat zij het waren, die bij den beeldenstorm den toon aangaven en hen met grove uitspattingen krenkten in hun heiligste gevoelens. De Gereformeerden waren al evenzeer overtuigd, dat het ״nyet en waren dan schuymsel van boeven en rabauwen," vijf, zes maal gebrandmerkt en waarlijk niet om des geloofs wille. Zij wisten ook, dat dit ruwe volk bezeten werd van een dodelijken haat tegen alles wat Amsterdams was. Nog sterker zou dien afkeer tegen inmenging van buiten in wat uitsluitend een zaak van Amsterdam werd geacht blijken bij den aanslag van het Staatse vendel uit Haarlem onder Herman Helling op 23 November 1577. De Haarlemmerpoort werd overrompeld, tot op den Dam rukte men door, maar de Gereformeerden der stad roerden zich niet. Integendeel! Burgers steun-