JOOST SYBRANDSZ. BUYCK 45
regering hierover lastig; eindelijk betaalde deze een vergoeding uit de kas der stad.
#
Acht malen was Joost Buyck tot Schepen gekozen, toen hij in 1549 werd geroepen tot de hoogste waardigheid der stad en als Burgemeester zijn plaats innam ,,in het toerentgen", de eenvoudige bestuurskamer beneden in den zwaren stadhuistoren. Van hieruit werd het Amsterdam dier dagen geregeerd, de machtige koopstad, na Antwerpen de tweede der Nederlanden, ofschoon zij in omtrek en inwonertal pas op de vijfde plaats kwam. Nog steeds was de Oosterse handel een der voornaamste bronnen van bestaan. Tweemaal 's jaars kwamen alleen uit de Oostzee vloten van twee- tot driehonderd schepen voor de palen en hoeveel lading zij ook aanbrachten, alle handelswaar vond terstond afnemers, zodat de vloten binnen enkele dagen weer uit konden zeilen. Men kende tijden, dat vijfhonderd en meer schepen voor de stad lagen en de rijke en machtige kooplieden van Amsterdam zagen met trots naar het scheep rijk Y; men kon de kielen tellen die hun eigendom niet waren. Niet alleenhandel en scheepvaart kenden een gouden tijd, ook de scheepsbouw bloeide, in nering en bedrijf heerste voorspoed.
Groot was de stad nog niet. Zij werd begrensd door Geldersche-kade, Kloveniersburgwal, de Binnen Amstel achter de Doelenstraat om en het Singel tot de Haarlemmersluis. Binnen die stadsgracht verhieven zich zware muren, door halfronde torens versterkt. De Ykant lag open aan het water. Hier was op enigen afstand van de kade een dubbele rij palen in den Ybodern geslagen, welke aldus een bescherming vormde en tevens een veilige haven schiep. Ter hoogte van de Nieuwe Brug werd de toegang tussen de palen beheerst door het ,,Roodt Blockhuys", een halfrond waterfort met kanonnen bewapend. Bovendien verhieven zich aan de Haringpakkerij langs Texelschekade en