Twaalf burgemeesters, 500 jaar Amsterdam (met Fred. Thomas)

JOOST SYBRANDSZ. BUYCK 42

weg, deuren en gangen door naar een achteruitgang, waarlangs men nog veilig ontsnappen kon. De laatste, die aldus het Stadhuis verliet, was Joost Buyck. Vergeefs had hij getracht de Gilde-broeders, die talrijk genoeg waren, tot kalmte te manen en, samen met schoutendienders en stadsboden, tot afweer te bewegen. Ontnuchterd door den schrik had niemand echter moed. Men luisterde niet naar hem en ook de dienders, die bijna allen dronken waren, dachten niet aan verzet.

Zo drongen de Wederdopers, die aangevoerd door Jan van Geel en Hendrik Goetbeleet uit de Pijlsteeg onverwachts over de Vischmarkt den Dam waren opgestormd, gewapend met rambossen, partesoenen en hellebaarden, nadat zij de zwakke wacht hadden overmand, juichend het Stadhuis binnen. Tot hun verbazing vonden zij kamers en zalen verlaten; slechts een schoutendiender lag er nog, stomdronken, ronkend onder een tafel. Men sloeg geen acht op hem, maar stormde naar den toren om de klok te luiden. Ontzet staarden zij daar omhoog: het klokketouw was weggesneden en verdwenen, het afgesproken sein kon niet worden gegeven! De Wederdopers vermoedden allerminst, dat de snorkende diender, beneden onder zijn tafel, enkele uren tevoren in een vlaag van dronkemansbaldadigheid het zeel had doorgesneden en nu het eind als hoofdkussen gebruikte. Lang konden de onthutste Wederdopers zich niet op den toestand bezinnen. Buiten in de stad roffelden trommen, Schutters, ijlings gewaarschuwd, kwamen in het geweer; van de Oude Zijde, waar weinig Wederdopers woonden, snelden de poorters gewapend toe. Men draalde niet met den aanval. Onder bevel van burgemeester Pieter Colijn bestormden Schutters en burgers het Stadhuis, maar de Wederdopers gaven hen door de vensters de volle laag. Meester Colijn werd dodelijk getroffen, verscheidene burgers lagen gekwetst op den Dam. Tot den ochtend bleef het nu rustig, maar bij het eerste licht zagen de mannen in het Stadhuis, dat alle toegangen naar den