JOOST SYBRANDSZ. BUYCK 4i
met zorg gekozen, was voor hen gekomen. Vanuit de Pijlsteeg zouden zij den Dam en het Stadhuis overrompelen, heel het voornaam gezelschap, daar tegenwoordig, de regeerders der stad met hen, neersteken of gevangen nemen. In de Retoryckerkamer boven het Waaggebouw, tegenover het Stadhuis, waren haakbussen gereed gezet; honderden geloofsgenoten in heel de stad zouden wachten op het luiden der klok in den Stadhuistoren om dan naar den Dam ter hulp te snellen.
Het feestmaal ten Stadhuize bereikte, naarmate de avond vorderde, zijn hoogtepunt. Men genoot van een keur van spijzen, rijkelijk besproeid met den besten wijn. Kaarsen vlamden hoog op hun pitten, in de verhitte gezichten der aanzittenden schitterden de ogen in het milde licht. De tafels langs gonsden de stemmen, men lachte en sprak met veel gebaar. Plotseling werd de Burgemeester Ruysch Jan Bethsz. door een bode van tafel geroepen. Niemand sloeg er acht op, doch toen even later ook de andere Burgemeesters, door boden gewaarschuwd, de eetzaal verlieten, stokten de tafelgesprekken en ging een onrustig gefluister van mond tot mond. Den vier Burgemeesters wachtte buiten de zaal een kwade boodschap. Burgers stonden er met een jongen, bleek en nerveus. De knaap had gehoord, dat de Wederdopers, wel 700 man sterk, een overval beraamden op de stad. Wilde men hem niet geloven, dan kon men hem in de gevangenis werpen, zeide hij, maar de heren mochten zich zelf overtuigen: boven in de Waag lagen de haakbussen gereed! De Burgemeesters aarzelden nog; op aandrang der burgers echter zonden zij drie schoutendienders naar de Waag. Deze keerden na enkele minuten inderdaad met de haakbussen terug.
Tijd voor maatregelen restte al niet meer. Op dit ogenblik klonk van den Dam verward gerucht, hoorde men kreten en schoten. De Burgemeesters snelden naar de feestzaal en enkele ogenblikken later vluchtte heel het gezelschap in het wilde van tafel