JOOST SYBRANDSZ. BUYCK 39
steld. Een man stierf door het zwaard en zijn lichaam werd op het rad gesteld. Een vrouw werd in het Y verdronken. ,,God wees die zielen barmhertigh ende verleent die regenten van der stadt wysheyt ende syn Godlycke gratie, die nu bysonderling ende tot allen tyden van noede is!" schreef Joost Buyck naar aanleiding dezer gebeurtenis.
In het jaar 1535 zou het Wederdopersdrama tot bloedige ontknoping komen. Joost Buyck, van nabij getuige der gebeurtenissen, beschreef ze nauwkeurig. Zo vermeldt hij in zijn geschrift, hoe in de eerste dagen van Februari de ״profeet" Hen-drick Hendricksz., van beroep kleermaker, met een twaalftal Wederdopers vergaderde ten huize van Jan Zyvertsz., een laken-koper in de Zoutsteeg, die echter zelf op reis was. Hier bad de profeet „op syn buick alzo, dat het al scudde en beefde, dat op de camer was."
Na het gebed sprak de profeet tot een zijner volgelingen: ,,lek heb ghesien Gods mogentheyt, Gods persoen, ende mit hem gesprocken. Ick heb gheweest in den hemel ende in der helle. Dat oerdeel Gods is naeckende ende gy diener syt in der ewic-heyt vermaledyt. Die hel en is jou niet goed ghenoech, dan duer die onderste diepte zo zult gij sincken." De Wederdoper, dit horende, schrok niet weinig: „Vader almachtich, weest mijn barmhertich ende goedertieren!" riep hij uit. De profeet troostte hem echter, zeggende: „Nu bent gij een kint Gods ende jou sonden sijn jou vergeven."
Nog enkele malen kwam men 's nachts bijeen; vrouwen verlieten heimelijk bed en huis om naar den profeet te komen luisteren. Zo gebeurde het ook in den nacht van 11 Februari. Tot in den vroegen ochtend spraken en baden mannen en vrouwen tezamen. De profeet stond dan plotseling op, rukte zijn klederen uit en wierp ze in het vuur, welk voorbeeld door alle aanwezigen, mannen en vrouwen werd gevolgd. Geheel naakt liepen zij met den profeet omstreeks drie uur de straat op, den kouden Febru-