JOOST SYBRANDSZ. BUYCK 36
van een rijke loopbaan. Zoon van vermogende ouders, aan de invloedrijke Occo's verwant, in de stad bij allen die hem kenden geacht en gezien, vrienden tellend onder de machtigen zogoed als bij het volk. Men zag hem op de Nieuwe Brug, bij kooplieden en scheepsheren, uitziende over het Y als weer een rijke vloot huistoe kwam. Eenvoudige gildebroeders, neringdoenden, schippers en scheepsbouwers, allen kenden hem om zijn belangstelling voor hun bedrijf, voor de moeilijkheden, waarmee zij te kampen hadden. Misschien was hij hooghartig in zijn wijze van doen, stootte hij af in het eerst door zijn ernst en de scherpte van zijn trekken; wanneer hij echter sprak, won hij de mensen, hoog en laag, voor zich en voor zijn inzichten. Heel jong nog, twee jaar na zijn huwelijk, werd Joost Buyck voor het eerst tot Schepen gekozen. Meer dan zes en veertig jaar, van dien dag af, zou hij als Schepen, Burgemeester en Raad der Stede het lot van Amsterdam in handen houden, de macht delend met een kleine groep van mannen, wier leider hij uiteindelijk worden zou. Van het eerste ogenblik af begreep Buyck de grote verantwoordelijkheid van zijn ambt in den uit menig opzicht zo moeilijken tijd, dien men beleefde. Hij voelde zich in zijn groten geloofsijver een lasthebber Gods, voor wien het hemels recht het hoogste was. Hij had een grote zekerheid verworven, een zielekracht waaruit hij putte, telkens opnieuw in uren van zorg en zwarigheid, bij het nemen van vérstrekkende besluiten. Hij kon gebeurtenissen en verhoudingen niet anders zien dan in het licht ener eeuwige bestemming en wat hij had leren erkennen als zijn duursten plicht, voerde hij uit, onverzettelijk tegenover alles en allen, zo goed als jegens zichzelf. Verwikkelingen waren er van het eerste ogenblik af. Als Joost Buyck aandeel nam in de regering der stede, vormde reeds enkele jaren de opkomende beweging der Wederdopers, een fanatieke secte, die vooral onder de kleine burgerij haar aanhangers telde, een bron van zorg voor het stadsbestuur, dat nu