IO JACOB BRASEMAN VAN DEN ANXTER
de eerste Burgemeester gebarend op een cijfer, zijn stem zo luid en hard, dat boden uit hun dommel schrokken en luisterden aan de deur. Met drieën streden zij tegen één. De oorlog kostte geld, de beste schepen werden de ,,negocie" onttrokken, er was gebrek aan geschikt varens volk, dat nu diende op de vloot. De onbekwamen, die aan wal bleven, werden ontevreden en betwistten op leven en dood de manschap der thuiskerende kapers hun buit. Eiken nacht was er onrust en kwaad gerucht. Het was ook duidelijk, zo meende men, dat de Hertog den vrede zou herstellen. Een bevel om de kaapvaart te staken lag gereed. Waartoe zou Amsterdam zich verdere offers getroosten ? Wachtte niet het grote werk om ook ter Nieuwe Zijde de stad te land een weerbaarheid te geven, passend voor een „principael fron-tierstad, gelegen ten naeste bij Gelreland". Het was beter, het dure geld te besteden aan ,,waeckhuysen, diverschen artillerien, waerscuwers ende dierghelijcke soudaten ter goede bewaer-nisse der stede in dezen periculosen tijdt." Was daar nog niet het geschil met Haarlem, om de vrije vaart door ,,'t gat inde Heyligen weg" naar de grote meren. Een sterk Amsterdam alleen kon hier zijn wil doen gelden.
Braseman stond rustig tegenover hen: niet te land, maar op zee zal Amsterdam zijn macht en grootheid winnen. De schepen zijn het scherpste wapen. Nu is er de kans, die nimmer weerkeert. Als Amsterdam de Hanze slaat wint men de zee, de heerschappij te water. En van het water komt het al.
Lang streefden zij hem tegen, maar gaven toch het geld voor nieuwe schepen en voor het beste volk. De zomer uit tot in den winter kruisten dertig koggen met voorkastelen, wemelend van gewapend volk, bij Marstrand. Door Lübeck gewaarschuwd hield Wismar zijn Bergenvaarders binnen. Zo heerste Amsterdam tot op de verre zee. Maar Hertog Philips verbood de kaapvaart en onderhandelde te St. Omer over vrede. De nieuwe Burgemeesters namen op 1 Februari 1440 Gysbert Jacob