IO JACOB BRASEMAN VAN DEN ANXTER
eindigen met een volkomen zegepraal van het machtig Amsterdam.
Toen Jacob Braseman ten stadhuize de leiding der stad kwam delen, was de strijd met de Hanze in vollen gang, nog zonder vooruitzicht op een gelukkig einde. In de vergadering der Burgemeesters werd hem, het meest van allen vertrouwd met schepen en scheepszaken, de zorg voor de vloot en het oorlogsverloop ter zee overgedragen. Geen beter dan hij begreep ook het belang en de betekenis van dezen strijd. Hij, de viskoper, geboren en getogen aan en op het water, die zijn vrienden telde onder machtige scheepsheren zo goed als bij het ruwe volk, kinderen der eerste moedige Ommelandvaarders, met wie hij op menigen moeilijken tocht had verkeerd. De Haringvitten van het Oostland, het zware leven op de koggen kende hij als zij. Zo genoot hij hun vertrouwen en had gezag bij hen. De strijd tegen Lübeck en de Hanze was met grote geestdrift begonnen, waaraan de herinnering lang levend bleef. De Hollandse leeuw was van zijn banden bevrijd, getuigde een later handschrift: ,,O gij Hollantsche steden al gemeen de tijt is verleen, dat gij voor den graef van Hollant quaemt, ende claeghde over die Oostersche steden, wat verdriet zij ons deden op die zee. Die Graef heeft gaerne gehoort haer woort, ende heeft verstaen haer sinnen, ende gaf haer oirlof, dat zij denleuwuyten banden souden doen springen. Ende sij sijn met dit antwoort wederomme gegaen. Wat ist dat sy hebben gedaen? Scepen maecten sij reedt ter zee, ende sijn te seyle gegaen, dat haer Godt geleyde. Haer zin was rechtevoert: wien sij sagen, bij-comen! Sij waren onversaeght ende quaemen haer terstont an boert, seggende: Geeft jou gevangen! Die Graef heeft ons oirlof gegeven. Den leuw is uyten banden!"
De leeuw was „uyten banden", de schepen waren zijn klauwen. Jacob Braseman rustte er vele uit, niet slechts de grote, sterke koggen, maar ook hulken, kraayen, evers en baardsen. Ook