IO JACOB BRASEMAN VAN DEN ANXTER
niersburgwal en Gelderschekade. Hierlangs verrezen bolwerken en torens, in het Noorden aan den hoek van het Y de latere Schreierstoren; in het Zuid-Oosten, beheersend de Amstel-bocht, het vijandig Sticht toegewend, de toren ״Swijght Utrecht''. Zo was de stad dan, in het Oosten vergroot en versterkt, gereed tot afweer.
Doch de krijgskans keerde. Hertog Philips van Bourgondië kwam binnen Amsterdam. Van hier zond hij 300 Picardische boogschutters, versterkt met 200 gewapende Amsterdammers naar het Noorden. Zij ontzetten Hoorn, dat door de Kennemers werd belegerd, sloegen het landvolk, dat voor jacoba streed. Ter zee verscheen een wonderlijk schip, zo groot en sterk ,,als een blockhuys". Het voerde de Amsterdamse en Bourgondische kleuren en werd de ,,Katte" genaamd. Dit fort ankerde voor den mond van de Eem, blokkeerde Amersfoort en Utrecht. Die van het Sticht benutten den strengen winter om de ingevroren Katte met geschut te naderen, maar de dooi redde het danig benarde schip en eenmaal weer in open zee keerde de kans. De Katte handhaafde zich op haar post, ook toen Philips Amersfoort belegerde en sneed eiken toevoer af. Amsterdamse koggen lagen vooraan in den slag bij Wieringen, waar de hulpvloot van Willem van Brederode in September 1427 werd verslagen. Vóórhaar aandeel in den zege van Philips, die nu met Jacoba tot een vergelijk kon komen, werd Amsterdam door den hertog beloond met tal van geldelijke regelingen ten gunste der stad. Zo kon zij zich van den oorlogslast en al de geleden schade herstellen en nu het krijgsgevaar was geweken, legde men ook het grote werk, de voltooiing der nieuwe vestinggracht ten Zuiden en Westen van de stad stil.
Tien jaar later brak de Oosterse oorlog uit, de strijd tegen de Hanze, die met openlijk geweld slechts kort, maar met verbeten felheid om de verovering van handel en scheepvaart, het verwerven van invloed en macht tot diep in de eeuw zou duren en
Twaalf Burgemeesters 2