IO JACOB BRASEMAN VAN DEN ANXTER
Februari, Burgemeesters van Amsterdam zouden worden gekozen op deze wijze.
Dan las de Secretaris, voortgaande, den tekst uit de Handvest van den jare 1387, betrekking hebbende op graden van bloedverwantschap, verboden tussen Burgemeesters onderling en tussen hen en de Schepenen. Uit de Handvest van 1394 de bepaling, dat Burgemeesters tenminste zeven jaar poorter moesten zijn geweest en uit de Handvest van 1397 wat terzake bloedverwantschap nader werd vastgesteld.
Het ogenblik der verkiezing was nu aangebroken. De voorzittende Burgemeester gaf als eerste zijn stem voor den eerste der drie nieuw te kiezen ambtsdragers. Hij noemde Gysbert Jacob Grebbersz., lakenkoper, meermalen Burgemeester der stad, om dan te vragen de drie met hem zittende Burgemeesters, de Schepenen, de oud-Burgemeesters en oud-Schepenen, allen naar hun rang van den oudste in regering tot den jongste toe, hun stem of indien anders, hun tegencandidaat. Gysbert Jacob Grebbersz. verenigde alle stemmen op één na. De tweede regerende Burgemeester stelde vervolgens den tweeden nieuwen Burgemeester op en hield omvraag, de rijen langs, tot den eersten Burgemeester als laatste. De gestelde candidaat, de bierbrouwer Pouwel Albertsz., oud-Burgemeester, verkreeg volgens verwachting alle stemmen op drie na. De derde Burgemeester stelde den derden candidaat: Ruysch jacob Coppensz., scheepsbouwer en oud-Burgemeester. Drie Schepenen, als eersten stemmend, de Wisselaer, van Bergen, Wormboutssoen, stemden hem. De vierde, Mr. Jacob Ruysch vroeg een ander; Meeus Pieter Reiniersz., oud-Schepen en toen viel de naam, die opzien en beweging bracht in heel het hoog gezelschap: Jacob Braseman van den Anxter.
Evert Jacobsz. Boel noemde hem en het was als een uitdaging. Alle blikken richtten zich op den Schepen, die, bleek nog na zijn kwaden nacht, vorsend rondzag, zijn vrienden langs, na