Twintig jaar later... op die Sabbathdag, de tweeëntwintigste februari 1941 bezetten de barbaren van Wodan het Waterlooplein. Razzia. Honderden Joden werden op de twee aan elkaar grenzende pleinen bijeen gedreven. Honden werden op hen losgelaten. Ze werden geranseld. Gemarteld. Een ijzeren ring van ontzetting schroefde de keel van Amsterdam dicht.
De historicus vertelt:
"s Maandags bleef de stad nog stil. Er was twijfel. Moeten we dit nou nemen?'
En ze namen het niet!
De jongens van de Eilanden waren mannen geworden. De rateljongens, de nageljongens, de jongens uit de haven, Dirk de schillenboer. De kerels van de Eilanden en van de Jordaan, en de felle vrouwen... ze namen het niet. Eeuwenoude tradities van vrijheid waren opeens springlevend. In de stad geschiedde onrecht, gruwelijk onrecht. Solidariteit? Jawel, want in die twintig jaren, sinds ze van jongeling tot man waren gerijpt, hadden nieuwe inzichten bij hen wortel geschoten. Maar in de eerste plaats schreeuwde het geschonden rechtsgevoel om wraak. De februari-staking brak uit. De eerste maal zolang de wereld bestaat, dat een niet-Joodse bevolking van honderdduizenden het eigen leven op het spel zette om Joden te beschermen.
Sam de Wolff en Jan Bierenbroodspot werden één. Iedereen vond zijn eigen plaats. Iedereen gehoorzaamde zonder aarzelen het eeuwige gebod, dat de mens geschapen is om de hoeder van zijn broeder te zijn.
Dat was in februari 1941...
Een paar honderd meter van de plek, waar eens Maison Waterloo stond, staat nu Mari Andriessens 'De Dokwerker'.
Maison Waterloo, dat er niet meer is, en de 'Dokwerker', die er altijd moge zijn, behoren onafscheidelijk bij elkaar, gisteren, vandaag en morgen.
45