groeit de mogelijkheid voor bittere persoonlijke afkeer. De overgrote meerderheid van de organisatie behoort tot het volk dat, als het geen gelijk krijgt, gelijk neemt. De niet-Joodse leden laten zich graag door het virus van dat fanatisme besmetten. Daarom eindigen alle discussies eigenlijk op dezelfde manier:
'En toch heb ik gelijk, Kaatje.'
'Nee Maupie, ik heb gelijk.'
'Nee Kaatje.'
'Ja Maupie.'
Zingt Kaatje met de kracht van Deborah:
'Wat een bijgochem. Wat een chammer. En met zo eentje moet ik naar de heilstaat.'
Roept Maupie terug:
'Ik ga naar de heilstaat? Met jou? Als ik weet, dat jij in de trein zit, ga ik er bij Buiksloot al uit.'
Die heilstaat, waarvan deze Deborah zingt, is de toekomstige maatschappij. Wij weten precies hoe die eruit zal zien. We kunnen de plattegrond nakijken in de vele drie-centsbrochures, waarmee we onze algemene ontwikkeling vrij aardig hebben bijgespijkerd. Bovendien spreekt Sam de Wolff met ons altijd over de dag na de revolutie. Hij vertelt ons, hoe de wereld van gisteren, van vandaag en van morgen in elkander zit, Sam is onze afgod; hij verdient onze devotie ten volle. Kari Marx heeft de Berg Sinaï der Wetenschap beklommen en ook hij heeft ontdekt, dat het op de toppen eenzaam winkelen is. Maar eenmaal boven heeft Karl de nieuwe leer ontvangen. Die heeft hij aan het wereld-proletariaat doorgegeven. En van die leer is Sam de boodschappenjongen.
In het voorbijgaan onthult hij ons de historie der mensheid, zoals zij op school niet wordt geleerd.
Maar hij verwijlt niet altijd in het verleden, hoe boeiend het ook zij, wanneer hij het met zijn zing-zang-stem be-
36