iemand, die ze niet graag mogen:
'Ik mag lijen, dat-ie subiet hartstikke dood valt.'
De werkelijke betekenis van deze onheilswens dringt echter vrijwel nooit over de drempel van het bewustzijn van de spreker. In de Joodse buurt zijn de verwensingen in elk geval schilderachtiger. Uitvoeriger. Poëtischer. De aard van het ongeluk, dat over het hoofd van de gevloekte moge komen, wordt in bijzonderheden omschreven. Bovendien weegt de ernst van een vervloeking in de Joodse buurt zwaarder, zelfs als de verwensing slechts als scherts is bedoeld.
Het aantal grapjes, waarin de pointe uit een woordspeling bestaat is ontelbaar.
Komt een man op de verjaardag van zijn vrouw thuis. Zegt hij:
'Ik heb voor jou wat meegebracht. Maar je moet eerst raden wat het is.'
Vraagt ze:
'Is het van hout?'
'Nee.'
'Is het van zilver?'
'Nee.'
'Is het dan van goud?'
'Ja•'
En wat was het? Een flesje augurkjes van Goud, de zuurman van de Breestraat.
Wanneer iemand een nieuw costuum aan heeft, wensen ze hem toe:
'Draag het met gezond.'
Als ze iemand met een zware vracht zien sjouwen, zeggen ze:
'Draag het met gezond.'
Zegt een kind:
3>