de zwervende groepen zijn, veel zwaarder wegen de gemeenschappelijke waarden, die ze in de nood der verstrooiing veilig hebben gekoesterd. Lang geleden werden ze verdreven uit het land, waar ze één volk werden en de wet ontvingen, die ze aan de wereld doorgaven. Hun Tien Geboden zijn nu nog de ruggegraat van wat de Westerse beschaving wordt geheten. In de benauwenis van de vervolging bleven ze de herinnering aan Eretz zó liefdevol hoeden, dat zij door de eeuwen heen bleven: zwervers met een vaderland. Dat land droegen ze tweeduizend jaar lang mee op hun schouders; daarom hebben veel Joden een lichtelijk gebogen rug. Her en der over de wereld verspreid, bleven ze nochtans één volk. Het zand der woestijn bedolf in dichte lagen de steden waarin zij eenmaal hadden gewoond, en ook de steden hunner vijanden. De taal der Babyloniërs droogde op. Zij hielden de taal van Mirjam, David en Salomo levend als vers water. Altijd stonden zonen van Haman op om hen te verdelgen en altijd stonden de vervolgden bij de galg waar hun beulen werden gehangen, dertig ellen hoog.
Een volk, dat elke dag van zijn bestaan het wonder met eigen ogen kon zien. Het wonder van zijn voortbestaan. Het mirakel van zijn levende taal. Het mysterie van de onuitblusbare haat, die vroeg of laat altijd in zijn omgeving losbarst. Waar komen wij vandaan? Wie zijn wij? Waar gaan wij heen?
Een volk van mystici. Wie het leven ernstig neemt kan slechts mild glimlachen, wanneer hij ziet hoe een uitverkoren volk zo eindeloos wordt gepijnigd. Daarom ook: een volk van zelfspotters.
Vertellen ze:
In het Rusland van de Czaar vraagt een kozak aan Itzik: 'Waar ga je heen?'
Zegt Itzik: 'Een mens weet toch niet waar hij heen
14